Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. proeven:
  2. proef:


Neerlandés

Sinónimos detallados de proeven en neerlandés

proeven:

proeven verbo (proef, proeft, proefde, proefden, geproefd)

  1. proeven
    proberen; proeven; keuren
    • proberen verbo (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)
    • proeven verbo (proef, proeft, proefde, proefden, geproefd)
    • keuren verbo (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)
  2. proeven
    smaken; proeven
    • smaken verbo (smaak, smaakt, smaakte, smaakten, gesmaakt)
    • proeven verbo (proef, proeft, proefde, proefden, geproefd)
  3. proeven
    – het in je mond nemen om de smaak te onderzoeken 1
    proeven
    – het in je mond nemen om de smaak te onderzoeken 1
    • proeven verbo (proef, proeft, proefde, proefden, geproefd)
      • wil je even proeven of de soep goed is?1

Conjugaciones de proeven:

o.t.t.
  1. proef
  2. proeft
  3. proeft
  4. proeven
  5. proeven
  6. proeven
o.v.t.
  1. proefde
  2. proefde
  3. proefde
  4. proefden
  5. proefden
  6. proefden
v.t.t.
  1. heb geproefd
  2. hebt geproefd
  3. heeft geproefd
  4. hebben geproefd
  5. hebben geproefd
  6. hebben geproefd
v.v.t.
  1. had geproefd
  2. had geproefd
  3. had geproefd
  4. hadden geproefd
  5. hadden geproefd
  6. hadden geproefd
o.t.t.t.
  1. zal proeven
  2. zult proeven
  3. zal proeven
  4. zullen proeven
  5. zullen proeven
  6. zullen proeven
o.v.t.t.
  1. zou proeven
  2. zou proeven
  3. zou proeven
  4. zouden proeven
  5. zouden proeven
  6. zouden proeven
diversen
  1. proef!
  2. proeft!
  3. geproefd
  4. proevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "proeven":


Definiciones relacionadas de "proeven":

  1. het in je mond nemen om de smaak te onderzoeken1
    • wil je even proeven of de soep goed is?1

proeven forma de proef:

proef [de ~ (m)] sustantivo

  1. de proef
    de proef; de auditie
  2. de proef
    de test; de proef
    • test [de ~ (m)] sustantivo
    • proef [de ~ (m)] sustantivo
  3. de proef
    het experiment; de proef; de proefneming

proef [de ~ (m)] sustantivo

  1. de proef
    de proef
    • proef [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "proef":