Neerlandés

Sinónimos detallados de rennen en neerlandés

rennen:

rennen verbo (ren, rent, rende, renden, gerend)

  1. rennen
    rennen; hardlopen
    • rennen verbo (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • hardlopen verbo (loop hard, loopt hard, liep hard, liepen hard, hardgelopen)
  2. rennen
    rennen; racen; hollen
    • rennen verbo (ren, rent, rende, renden, gerend)
    • racen verbo (race, racet, racete, raceten, geracet)
    • hollen verbo (hol, holt, holde, holden, gehold)
  3. rennen
    – heel hard lopen 1
    rennen
    – heel hard lopen 1
    • rennen verbo (ren, rent, rende, renden, gerend)
      • we moesten rennen om de bus te halen1

Conjugaciones de rennen:

o.t.t.
  1. ren
  2. rent
  3. rent
  4. rennen
  5. rennen
  6. rennen
o.v.t.
  1. rende
  2. rende
  3. rende
  4. renden
  5. renden
  6. renden
v.t.t.
  1. ben gerend
  2. bent gerend
  3. is gerend
  4. zijn gerend
  5. zijn gerend
  6. zijn gerend
v.v.t.
  1. was gerend
  2. was gerend
  3. was gerend
  4. waren gerend
  5. waren gerend
  6. waren gerend
o.t.t.t.
  1. zal rennen
  2. zult rennen
  3. zal rennen
  4. zullen rennen
  5. zullen rennen
  6. zullen rennen
o.v.t.t.
  1. zou rennen
  2. zou rennen
  3. zou rennen
  4. zouden rennen
  5. zouden rennen
  6. zouden rennen
diversen
  1. ren!
  2. rent!
  3. gerend
  4. rennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rennen [het ~] sustantivo

  1. het rennen
    het rennen; hollen; zich snel voortbewegen; hardlopen; het snellen
  2. het rennen
    het rennen; het geren

Palabras relacionadas con "rennen":


Sinónimos alternativos de "rennen":


Definiciones relacionadas de "rennen":

  1. heel hard lopen1
    • we moesten rennen om de bus te halen1

rennen forma de ren:

ren [de ~ (m)] sustantivo

  1. de ren
    het kippenhok; de ren; het hoenderhok; hoenderkooi; pluimveehok

Palabras relacionadas con "ren":


Sinónimos relacionados de rennen