Neerlandés

Sinónimos detallados de smeer en neerlandés

smeer:

smeer [de ~ (m)] sustantivo

  1. de smeer
    de reuzel; het vet; de olie; de smeer
    • reuzel [de ~ (m)] sustantivo
    • vet [het ~] sustantivo
    • olie [de ~] sustantivo
    • smeer [de ~ (m)] sustantivo
  2. de smeer
    de zalf; de balsem; het smeerseltje; het smeersel; de smeer; de smeerzalf

Palabras relacionadas con "smeer":


smeer forma de smeren:

smeren verbo (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)

  1. smeren
    oliën; smeren; invetten; inoliën
    • oliën verbo (olie, oliet, oliede, olieden, geolied)
    • smeren verbo (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)
    • invetten verbo (vet in, vette in, vetten in, ingevet)
    • inoliën verbo (olie in, oliet in, oliede in, olieden in, ingeölied)
  2. smeren
    vertrekken; weggaan; verwijderen; wegtrekken; smeren; afreizen; opstappen; wegreizen
    • vertrekken verbo (vertrek, vertrekt, vertrok, vertrokken, vertrokken)
    • weggaan verbo (ga weg, gaat weg, ging weg, gingen weg, weggegaan)
    • verwijderen verbo (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)
    • wegtrekken verbo (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • smeren verbo (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)
    • afreizen verbo (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • opstappen verbo (stap op, stapt op, stapte op, stapten op, opgestapt)
    • wegreizen verbo (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)

Conjugaciones de smeren:

o.t.t.
  1. smeer
  2. smeert
  3. smeert
  4. smeren
  5. smeren
  6. smeren
o.v.t.
  1. smeerde
  2. smeerde
  3. smeerde
  4. smeerden
  5. smeerden
  6. smeerden
v.t.t.
  1. heb gesmeerd
  2. hebt gesmeerd
  3. heeft gesmeerd
  4. hebben gesmeerd
  5. hebben gesmeerd
  6. hebben gesmeerd
v.v.t.
  1. had gesmeerd
  2. had gesmeerd
  3. had gesmeerd
  4. hadden gesmeerd
  5. hadden gesmeerd
  6. hadden gesmeerd
o.t.t.t.
  1. zal smeren
  2. zult smeren
  3. zal smeren
  4. zullen smeren
  5. zullen smeren
  6. zullen smeren
o.v.t.t.
  1. zou smeren
  2. zou smeren
  3. zou smeren
  4. zouden smeren
  5. zouden smeren
  6. zouden smeren
en verder
  1. ben gesmeerd
  2. bent gesmeerd
  3. is gesmeerd
  4. zijn gesmeerd
  5. zijn gesmeerd
  6. zijn gesmeerd
diversen
  1. smeer!
  2. smeert!
  3. gesmeerd
  4. smerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "smeren":