Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de stemmen en neerlandés

stemmen:

stemmen [het ~] sustantivo

  1. het stemmen
    het stemmen; het kiezen; een stem uitbrengen

stemmen verbo (stem, stemt, stemde, stemden, gestemd)

  1. stemmen
    kiezen; stemmen; zijn stem uitbrengen
  2. stemmen
    – bij verkiezing of vergadering zeggen waar je voor bent 1
    stemmen
    – bij verkiezing of vergadering zeggen waar je voor bent 1
    • stemmen verbo (stem, stemt, stemde, stemden, gestemd)
      • ik stem op geen enkele politieke partij1
  3. stemmen
    – een bepaald gevoel geven 1
    stemmen
    – een bepaald gevoel geven 1
    • stemmen verbo (stem, stemt, stemde, stemden, gestemd)
      • de regen stemde hem treurig1
  4. stemmen
    – op de juiste toon instellen 1
    stemmen
    – op de juiste toon instellen 1
    • stemmen verbo (stem, stemt, stemde, stemden, gestemd)
      • wil jij mijn gitaar stemmen?1

Conjugaciones de stemmen:

o.t.t.
  1. stem
  2. stemt
  3. stemt
  4. stemmen
  5. stemmen
  6. stemmen
o.v.t.
  1. stemde
  2. stemde
  3. stemde
  4. stemden
  5. stemden
  6. stemden
v.t.t.
  1. heb gestemd
  2. hebt gestemd
  3. heeft gestemd
  4. hebben gestemd
  5. hebben gestemd
  6. hebben gestemd
v.v.t.
  1. had gestemd
  2. had gestemd
  3. had gestemd
  4. hadden gestemd
  5. hadden gestemd
  6. hadden gestemd
o.t.t.t.
  1. zal stemmen
  2. zult stemmen
  3. zal stemmen
  4. zullen stemmen
  5. zullen stemmen
  6. zullen stemmen
o.v.t.t.
  1. zou stemmen
  2. zou stemmen
  3. zou stemmen
  4. zouden stemmen
  5. zouden stemmen
  6. zouden stemmen
en verder
  1. ben gestemd
  2. bent gestemd
  3. is gestemd
  4. zijn gestemd
  5. zijn gestemd
  6. zijn gestemd
diversen
  1. stem!
  2. stemt!
  3. gestemd
  4. stemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "stemmen":


Definiciones relacionadas de "stemmen":

  1. bij verkiezing of vergadering zeggen waar je voor bent1
    • ik stem op geen enkele politieke partij1
  2. een bepaald gevoel geven1
    • de regen stemde hem treurig1
  3. op de juiste toon instellen1
    • wil jij mijn gitaar stemmen?1

stem:

stem [de ~] sustantivo

  1. de stem
    de stem; kiesstem
  2. de stem
    – geluid dat je maakt met je stembanden 1
    de stem
    – geluid dat je maakt met je stembanden 1
    • stem [de ~] sustantivo
      • zij heeft een heldere stem1
  3. de stem
    – laten weten waar je voorkeur naar uitgaan 1
    de stem
    – laten weten waar je voorkeur naar uitgaan 1
    • stem [de ~] sustantivo
      • mijn stem gaat naar D661

Palabras relacionadas con "stem":


Definiciones relacionadas de "stem":

  1. geluid dat je maakt met je stembanden1
    • zij heeft een heldere stem1
  2. laten weten waar je voorkeur naar uitgaan1
    • mijn stem gaat naar D661