Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. tegensputteren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de tegensputteren en neerlandés

tegensputteren:

tegensputteren verbo (sputter tegen, sputtert tegen, sputterde tegen, sputterden tegen, tegengesputterd)

  1. tegensputteren
    protesteren; sputteren; tegensputteren; tegenpruttelen
    • protesteren verbo (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)
    • sputteren verbo (sputter, sputtert, sputterde, sputterden, gesputterd)
    • tegensputteren verbo (sputter tegen, sputtert tegen, sputterde tegen, sputterden tegen, tegengesputterd)
    • tegenpruttelen verbo (pruttel tegen, pruttelt tegen, pruttelde tegen, pruttelden tegen, tegengeprutteld)

Conjugaciones de tegensputteren:

o.t.t.
  1. sputter tegen
  2. sputtert tegen
  3. sputtert tegen
  4. sputteren tegen
  5. sputteren tegen
  6. sputteren tegen
o.v.t.
  1. sputterde tegen
  2. sputterde tegen
  3. sputterde tegen
  4. sputterden tegen
  5. sputterden tegen
  6. sputterden tegen
v.t.t.
  1. heb tegengesputterd
  2. hebt tegengesputterd
  3. heeft tegengesputterd
  4. hebben tegengesputterd
  5. hebben tegengesputterd
  6. hebben tegengesputterd
v.v.t.
  1. had tegengesputterd
  2. had tegengesputterd
  3. had tegengesputterd
  4. hadden tegengesputterd
  5. hadden tegengesputterd
  6. hadden tegengesputterd
o.t.t.t.
  1. zal tegensputteren
  2. zult tegensputteren
  3. zal tegensputteren
  4. zullen tegensputteren
  5. zullen tegensputteren
  6. zullen tegensputteren
o.v.t.t.
  1. zou tegensputteren
  2. zou tegensputteren
  3. zou tegensputteren
  4. zouden tegensputteren
  5. zouden tegensputteren
  6. zouden tegensputteren
en verder
  1. ben tegengesputterd
  2. bent tegengesputterd
  3. is tegengesputterd
  4. zijn tegengesputterd
  5. zijn tegengesputterd
  6. zijn tegengesputterd
diversen
  1. sputter tegen!
  2. sputtert tegen!
  3. tegengesputterd
  4. tegensputterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze