Neerlandés

Sinónimos detallados de trots en neerlandés

trots:

trots [de ~ (m)] sustantivo

  1. de trots
    de trots; de eer; het eergevoel
  2. de trots
    hoogmoedigheid; de trots; de hovaardigheid
  3. de trots
    de trots; de fierheid

trots [de ~ (m)] sustantivo

  1. de trots
    – wie zich meer voelt dan een ander 1
    de trots
    – wie zich meer voelt dan een ander 1
    • trots [de ~ (m)] sustantivo
      • hij is te trots om toe te geven dat hij een fout maakte1
  2. de trots
    – gevoel dat je wilt pronken met wat je hebt of deed 1
    de trots
    – gevoel dat je wilt pronken met wat je hebt of deed 1
    • trots [de ~ (m)] sustantivo
      • mijn vader was trots op zijn zoon1

Palabras relacionadas con "trots":

  • trotsheid, trotse

Sinónimos alternativos de "trots":


Definiciones relacionadas de "trots":

  1. wie zich meer voelt dan een ander1
    • hij is te trots om toe te geven dat hij een fout maakte1
  2. gevoel dat je wilt pronken met wat je hebt of deed1
    • mijn vader was trots op zijn zoon1