Neerlandés

Sinónimos detallados de vel en neerlandés

vel:

vel [het ~] sustantivo

  1. het vel
    de huid; het vel
    • huid [de ~] sustantivo
    • vel [het ~] sustantivo
  2. het vel
    de peul; de schil; het vel
    • peul [de ~] sustantivo
    • schil [de ~] sustantivo
    • vel [het ~] sustantivo
  3. het vel
    de membraan; het vlies; het velletje; het dun huidje; het vel
  4. het vel
    het blad; het vel
    • blad [het ~] sustantivo
    • vel [het ~] sustantivo

Palabras relacionadas con "vel":


vel forma de vellen:

vellen verbo (vel, velt, velde, velden, geveld)

  1. vellen
    kappen; hakken; bomen kappen; vellen; omhakken; houwen
    • kappen verbo (kap, kapt, kapte, kapten, gekapt)
    • hakken verbo (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)
    • bomen kappen verbo
    • vellen verbo (vel, velt, velde, velden, geveld)
    • omhakken verbo (hak om, hakt om, hakte om, hakten om, omgehakt)
    • houwen verbo (houw, houwt, houwde, houwden, gehouwd)

Conjugaciones de vellen:

o.t.t.
  1. vel
  2. velt
  3. velt
  4. vellen
  5. vellen
  6. vellen
o.v.t.
  1. velde
  2. velde
  3. velde
  4. velden
  5. velden
  6. velden
v.t.t.
  1. heb geveld
  2. hebt geveld
  3. heeft geveld
  4. hebben geveld
  5. hebben geveld
  6. hebben geveld
v.v.t.
  1. had geveld
  2. had geveld
  3. had geveld
  4. hadden geveld
  5. hadden geveld
  6. hadden geveld
o.t.t.t.
  1. zal vellen
  2. zult vellen
  3. zal vellen
  4. zullen vellen
  5. zullen vellen
  6. zullen vellen
o.v.t.t.
  1. zou vellen
  2. zou vellen
  3. zou vellen
  4. zouden vellen
  5. zouden vellen
  6. zouden vellen
diversen
  1. vel!
  2. velt!
  3. geveld
  4. vellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vellen [de ~] sustantivo, plural

  1. de vellen
    de dierenhuiden; de vellen; de huiden

vellen [het ~] sustantivo

  1. het vellen
    het kappen; het vellen; omhakken
  2. het vellen
    omzagen; het vellen

Palabras relacionadas con "vellen":


Sinónimos relacionados de vel