Neerlandés

Sinónimos detallados de verband en neerlandés

verband:

verband [het ~] sustantivo

  1. het verband
    de verbinding; de relatie; de link; het verband; de samenhang; de liaison; de connectie; de aansluiting; de band
  2. het verband
    de link; het verband; de relatie; de samenhang; de schakel; de connectie; onderling verband
  3. het verband
    het verband; zwachteling
  4. het verband
    de verbinding; de samenhang; de correlatie; de band; de relatie; het verband
  5. het verband
    het verband; het verbandgaas
  6. het verband
    – waar het mee te maken heeft 1
    het verband; de betrekking; de relatie
    – waar het mee te maken heeft 1
    • verband [het ~] sustantivo
      • wat is het verband tussen huwelijk en geluk?1
    • betrekking [de ~ (v)] sustantivo
      • die brief heeft geen betrekking op jou1
    • relatie [de ~ (v)] sustantivo
      • bestaat er een relatie tussen deze twee dingen?1
  7. het verband
    – contact tussen personen, organisaties, landen 1
    het verband
    – contact tussen personen, organisaties, landen 1
    • verband [het ~] sustantivo
      • dit is in Europees verband afgesproken1
  8. het verband
    – reep dunnen stof 1
    het verband
    – reep dunnen stof 1
    • verband [het ~] sustantivo
      • de verpleegster deed een verband om de gewonde arm1

Sinónimos alternativos de "verband":


Definiciones relacionadas de "verband":

  1. waar het mee te maken heeft1
    • wat is het verband tussen huwelijk en geluk?1
  2. contact tussen personen, organisaties, landen1
    • dit is in Europees verband afgesproken1
  3. reep dunnen stof1
    • de verpleegster deed een verband om de gewonde arm1

verbannen:

verbannen verbo (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)

  1. verbannen
    verbannen; verdrijven; uitbannen; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen
    • verbannen verbo (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)
    • verdrijven verbo (verdrijf, verdrijft, verdreef, verdreven, verdreven)
    • uitbannen verbo (ban uit, bant uit, bande uit, banden uit, uitgebannen)
    • bannen verbo (ban, bant, bande, banden, geband)
    • uitzetten verbo (zet uit, zette uit, zetten uit, uitgezet)
    • uitstoten verbo (stoot uit, stootte uit, uitgestoten)
    • uitwijzen verbo (wijs uit, wijst uit, wees uit, wezen uit, uitgewezen)
    • verjagen verbo (verjaag, verjaagt, verjaagde, verjaagden, verjaagd)
    • bezweren verbo (bezweer, bezweert, bezweerde, bezweerden, bezweerd)
    • wegjagen verbo (jaag weg, jaagt weg, joeg weg, joegen weg, weggejaagd)

Conjugaciones de verbannen:

o.t.t.
  1. verban
  2. verbant
  3. verbant
  4. verbannen
  5. verbannen
  6. verbannen
o.v.t.
  1. verbande
  2. verbande
  3. verbande
  4. verbanden
  5. verbanden
  6. verbanden
v.t.t.
  1. heb verband
  2. hebt verband
  3. heeft verband
  4. hebben verband
  5. hebben verband
  6. hebben verband
v.v.t.
  1. had verband
  2. had verband
  3. had verband
  4. hadden verband
  5. hadden verband
  6. hadden verband
o.t.t.t.
  1. zal verbannen
  2. zult verbannen
  3. zal verbannen
  4. zullen verbannen
  5. zullen verbannen
  6. zullen verbannen
o.v.t.t.
  1. zou verbannen
  2. zou verbannen
  3. zou verbannen
  4. zouden verbannen
  5. zouden verbannen
  6. zouden verbannen
diversen
  1. verban!
  2. verbant!
  3. verband
  4. verbannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de verband