Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de verbuigen en neerlandés

verbuigen:

verbuigen verbo (verbuig, verbuigt, verboog, verbogen, verbogen)

  1. verbuigen
    declineren; vervoegen; verbuigen
    • declineren verbo (declineer, declineert, declineerde, declineerden, gedeclineerd)
    • vervoegen verbo (vervoeg, vervoegt, vervoegde, vervoegden, vervoegd)
    • verbuigen verbo (verbuig, verbuigt, verboog, verbogen, verbogen)
  2. verbuigen
    ombuigen; krom buigen; verbuigen
    • ombuigen verbo (buig om, buigt om, boog om, bogen om, omgebogen)
    • krom buigen verbo (buig krom, buigt krom, boog krom, bogen krom, krom gebogen)
    • verbuigen verbo (verbuig, verbuigt, verboog, verbogen, verbogen)

Conjugaciones de verbuigen:

o.t.t.
  1. verbuig
  2. verbuigt
  3. verbuigt
  4. verbuigen
  5. verbuigen
  6. verbuigen
o.v.t.
  1. verboog
  2. verboog
  3. verboog
  4. verbogen
  5. verbogen
  6. verbogen
v.t.t.
  1. heb verbogen
  2. hebt verbogen
  3. heeft verbogen
  4. hebben verbogen
  5. hebben verbogen
  6. hebben verbogen
v.v.t.
  1. had verbogen
  2. had verbogen
  3. had verbogen
  4. hadden verbogen
  5. hadden verbogen
  6. hadden verbogen
o.t.t.t.
  1. zal verbuigen
  2. zult verbuigen
  3. zal verbuigen
  4. zullen verbuigen
  5. zullen verbuigen
  6. zullen verbuigen
o.v.t.t.
  1. zou verbuigen
  2. zou verbuigen
  3. zou verbuigen
  4. zouden verbuigen
  5. zouden verbuigen
  6. zouden verbuigen
diversen
  1. verbuig!
  2. verbuigt!
  3. verbogen
  4. verbuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verbuigen [znw.] sustantivo

  1. verbuigen
    declineren; verbuigen