Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de verhinderen en neerlandés

verhinderen:

verhinderen verbo (verhinder, verhindert, verhinderde, verhinderden, verhinderd)

  1. verhinderen
    verhinderen; belemmeren; beletten; voorkomen; voorkómen
  2. verhinderen
    verhinderen; belemmeren; beletten
    • verhinderen verbo (verhinder, verhindert, verhinderde, verhinderden, verhinderd)
    • belemmeren verbo (belemmer, belemmert, belemmerde, belemmerden, belemmerd)
    • beletten verbo (belet, belette, beletten, belet)
  3. verhinderen
    verhinderen; onmogelijk maken
  4. verhinderen
    verijdelen; verhinderen
    • verijdelen verbo (verijdel, verijdelt, verijdelde, verijdelden, verijdeld)
    • verhinderen verbo (verhinder, verhindert, verhinderde, verhinderden, verhinderd)

Conjugaciones de verhinderen:

o.t.t.
  1. verhinder
  2. verhindert
  3. verhindert
  4. verhinderen
  5. verhinderen
  6. verhinderen
o.v.t.
  1. verhinderde
  2. verhinderde
  3. verhinderde
  4. verhinderden
  5. verhinderden
  6. verhinderden
v.t.t.
  1. heb verhinderd
  2. hebt verhinderd
  3. heeft verhinderd
  4. hebben verhinderd
  5. hebben verhinderd
  6. hebben verhinderd
v.v.t.
  1. had verhinderd
  2. had verhinderd
  3. had verhinderd
  4. hadden verhinderd
  5. hadden verhinderd
  6. hadden verhinderd
o.t.t.t.
  1. zal verhinderen
  2. zult verhinderen
  3. zal verhinderen
  4. zullen verhinderen
  5. zullen verhinderen
  6. zullen verhinderen
o.v.t.t.
  1. zou verhinderen
  2. zou verhinderen
  3. zou verhinderen
  4. zouden verhinderen
  5. zouden verhinderen
  6. zouden verhinderen
en verder
  1. ben verhinderd
  2. bent verhinderd
  3. is verhinderd
  4. zijn verhinderd
  5. zijn verhinderd
  6. zijn verhinderd
diversen
  1. verhinder!
  2. verhindert!
  3. verhinderd
  4. verhinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze