Neerlandés

Sinónimos detallados de zeker en neerlandés

zeker:

zeker adj.

  1. zeker
  2. zeker
  3. zeker
  4. zeker
  5. zeker
  6. zeker
  7. zeker
  8. zeker
  9. zeker
    – het is duidelijk om wie of wat het gaat 1
    zeker; bepaald
    – het is duidelijk om wie of wat het gaat 1
    • zeker adj.
      • een zekere Barend heeft gebeld1
    • bepaald adj.
      • bepaalde vruchten kun je lang bewaren1
  10. zeker
    – waar je niet aan twijfelt 1
    zeker; vast
    – waar je niet aan twijfelt 1
    • zeker adj.
      • hij heeft het zeker gedaan1
    • vast adj.
      • hij komt vast wel1

Palabras relacionadas con "zeker":


Sinónimos alternativos de "zeker":


Antónimos de "zeker":


Definiciones relacionadas de "zeker":

  1. het is duidelijk om wie of wat het gaat1
    • een zekere Barend heeft gebeld1
  2. waar je niet aan twijfelt1
    • hij heeft het zeker gedaan1

zekeren:

zekeren verbo (zeker, zekert, zekerde, zekerden, gezekerd)

  1. zekeren
    zekeren
    • zekeren verbo (zeker, zekert, zekerde, zekerden, gezekerd)

Conjugaciones de zekeren:

o.t.t.
  1. zeker
  2. zekert
  3. zekert
  4. zekeren
  5. zekeren
  6. zekeren
o.v.t.
  1. zekerde
  2. zekerde
  3. zekerde
  4. zekerden
  5. zekerden
  6. zekerden
v.t.t.
  1. heb gezekerd
  2. hebt gezekerd
  3. heeft gezekerd
  4. hebben gezekerd
  5. hebben gezekerd
  6. hebben gezekerd
v.v.t.
  1. had gezekerd
  2. had gezekerd
  3. had gezekerd
  4. hadden gezekerd
  5. hadden gezekerd
  6. hadden gezekerd
o.t.t.t.
  1. zal zekeren
  2. zult zekeren
  3. zal zekeren
  4. zullen zekeren
  5. zullen zekeren
  6. zullen zekeren
o.v.t.t.
  1. zou zekeren
  2. zou zekeren
  3. zou zekeren
  4. zouden zekeren
  5. zouden zekeren
  6. zouden zekeren
diversen
  1. zeker!
  2. zekert!
  3. gezekerd
  4. zekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de zeker