Neerlandés

Sinónimos detallados de zekerheid en neerlandés

zekerheid:

zekerheid [de ~ (v)] sustantivo

  1. de zekerheid
    de zekerheid; de vastigheid; de vastheid; de stelligheid; gewisheid
  2. de zekerheid
    de zekerheid; de volstrektheid
  3. de zekerheid
    het zelfvertrouwen; de zelfverzekerdheid; de vastberadenheid; de zekerheid; de stelligheid
  4. de zekerheid
    – veiligheid 1
    de zekerheid
    – veiligheid 1
    • zekerheid [de ~ (v)] sustantivo
      • voor alle zekerheid gaat de deur op slot1
  5. de zekerheid
    – waar je niet aan twijfelt 1
    de zekerheid
    – waar je niet aan twijfelt 1
    • zekerheid [de ~ (v)] sustantivo
      • we hebben nu zekerheid over zijn verblijfplaats1

Palabras relacionadas con "zekerheid":


Antónimos de "zekerheid":


Definiciones relacionadas de "zekerheid":

  1. waar je niet aan twijfelt1
    • we hebben nu zekerheid over zijn verblijfplaats1
  2. veiligheid1
    • voor alle zekerheid gaat de deur op slot1

zeker:

zeker adj.

  1. zeker
  2. zeker
  3. zeker
  4. zeker
  5. zeker
  6. zeker
  7. zeker
  8. zeker
  9. zeker
    – het is duidelijk om wie of wat het gaat 1
    zeker; bepaald
    – het is duidelijk om wie of wat het gaat 1
    • zeker adj.
      • een zekere Barend heeft gebeld1
    • bepaald adj.
      • bepaalde vruchten kun je lang bewaren1
  10. zeker
    – waar je niet aan twijfelt 1
    zeker; vast
    – waar je niet aan twijfelt 1
    • zeker adj.
      • hij heeft het zeker gedaan1
    • vast adj.
      • hij komt vast wel1

Palabras relacionadas con "zeker":


Sinónimos alternativos de "zeker":


Antónimos de "zeker":


Definiciones relacionadas de "zeker":

  1. het is duidelijk om wie of wat het gaat1
    • een zekere Barend heeft gebeld1
  2. waar je niet aan twijfelt1
    • hij heeft het zeker gedaan1