Neerlandés

Traducciones detalladas de knoeien de neerlandés a sueco

knoeien:

knoeien verbo (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)

  1. knoeien (morsen; vlekken; kladden)
    spilla; fläcka
    • spilla verbo (spiller, spillde, spillt)
    • fläcka verbo (fläckar, fläckade, fläckat)
  2. knoeien (klungelen; klunzen; prutsen; stuntelen)
    förfuska; misslyckas; fumla; klåpa
    • förfuska verbo (förfuskar, förfuskade, förfuskat)
    • misslyckas verbo (misslyckar, misslyckade, misslyckat)
    • fumla verbo (fumlar, fumlade, fumlat)
    • klåpa verbo (klåper, klåpte, klåppt)
  3. knoeien (aanrotzooien; scharrelen; aanrommelen; rotzooien)
    knåpa; gå och driva; traska omkring
    • knåpa verbo (knåpar, knåpade, knåpat)
    • gå och driva verbo (går och driver, gick och drivit, gått och drivit)
    • traska omkring verbo (traskar omkring, traskade omkring, traskat omkring)

Conjugaciones de knoeien:

o.t.t.
  1. knoei
  2. knoeit
  3. knoeit
  4. knoeien
  5. knoeien
  6. knoeien
o.v.t.
  1. knoeide
  2. knoeide
  3. knoeide
  4. knoeiden
  5. knoeiden
  6. knoeiden
v.t.t.
  1. heb geknoeid
  2. hebt geknoeid
  3. heeft geknoeid
  4. hebben geknoeid
  5. hebben geknoeid
  6. hebben geknoeid
v.v.t.
  1. had geknoeid
  2. had geknoeid
  3. had geknoeid
  4. hadden geknoeid
  5. hadden geknoeid
  6. hadden geknoeid
o.t.t.t.
  1. zal knoeien
  2. zult knoeien
  3. zal knoeien
  4. zullen knoeien
  5. zullen knoeien
  6. zullen knoeien
o.v.t.t.
  1. zou knoeien
  2. zou knoeien
  3. zou knoeien
  4. zouden knoeien
  5. zouden knoeien
  6. zouden knoeien
en verder
  1. is geknoeid
diversen
  1. knoei!
  2. knoeit!
  3. geknoeid
  4. knoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knoeien:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fläcka kladden; knoeien; morsen; vlekken aantasten; beitsen; bevlekken; bezoedelen; dof maken; een smet werpen op; eer door het slijk halen; ontluisteren
fumla klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen frommelen; haspelen; tot een warboel maken; verprutsen; verwarren
förfuska klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen
gå och driva aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen
klåpa klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen haspelen; tot een warboel maken; verwarren
knåpa aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; fröbelen; keutelen; knutselen; prutsen; rommelen; sleutelen; verprutsen
misslyckas klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen afgaan; bederven; falen; floppen; in de puree lopen; in de war sturen; misgaan; mislopen; mislukken; nekken; ruïneren; stranden; te kort schieten; tegenvallen; verkeerd lopen; verzieken
spilla kladden; knoeien; morsen; vlekken afgeven; bevlekken; smetten; vergieten; vlekken
traska omkring aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen

Sinónimos de "knoeien":


Definiciones relacionadas de "knoeien":

  1. door onhandigheid druppels of kruimels laten vallen1
    • Jan knoeit zo als hij kookt1