Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de pik de neerlandés a sueco

pik:

pik [de ~ (m)] sustantivo

  1. de pik (penis; roede; piemel; lul; lid)
    snopp; penis
    • snopp [-en] sustantivo !
    • penis [-en] sustantivo !

Translation Matrix for pik:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
penis lid; lul; penis; piemel; pik; roede
snopp lid; lul; penis; piemel; pik; roede

Palabras relacionadas con "pik":


Definiciones relacionadas de "pik":

  1. penis, lul1
    • de jongens lieten hun pik aan elkaar zien1

Wiktionary: pik


Cross Translation:
FromToVia
pik pitt; kuk cock — slang for penis
pik balle; pitt; kuk dick — colloquial: penis
pik kuk; pitt prick — (slang) a penis
pik karl Kerl — eine männliche Person (Dieser Begriff kann sowohl eine positive als auch eine negative Konnotation tragen je nach Eigenschaft der Männlichkeit, die angesprochen wird.)
pik penis; kuk Schwanzumgangssprachlich, derb: Penis
pik tjära Teer — braunschwarze, dicke, fette, klumpige, hässlich schwarze, ölig-klebrige Flüssigkeit von scharfem Geruch, entsteht durch trockenes Erhitzen organischer Stoffe (z.B. Kohle) unter Luftabschluss

pik forma de pikken:

pikken verbo (pik, pikt, pikte, pikten, gepikt)

  1. pikken (inpikken; ontfutselen; aftroggelen; )
    smickra; rycka till sig; rafsa åt sig; gå och tigga
    • smickra verbo (smickrar, smickrade, smickrat)
    • rycka till sig verbo (rycker till sig, ryckte till sig, ryckt till sig)
    • rafsa åt sig verbo (rafsar åt sig, rafsade åt sig, rafsat åt sig)
    • gå och tigga verbo (går och tiggar, gick och tiggade, gått och tiggat)
  2. pikken (stelen; verdonkeremanen; ontnemen; )
    stjäla
    • stjäla verbo (stjäler, stal, stulit)
  3. pikken (wegkapen; grissen; grijpen; )
    ta ifrån; knycka bort
    • ta ifrån verbo (tar ifrån, tog ifrån, tagit ifrån)
    • knycka bort verbo (knycker bort, knyckte bort, knyckt bort)
  4. pikken (ontvreemden; stelen; jatten; )
    stjäla; nypa; knycka
    • stjäla verbo (stjäler, stal, stulit)
    • nypa verbo (nypar, nypade, nypat)
    • knycka verbo (knycker, knyckte, knyckt)
  5. pikken (stelen; verduisteren; wegpikken; )
    stjäla; sno; snatta; knycka
    • stjäla verbo (stjäler, stal, stulit)
    • sno verbo (snor, snodde, snott)
    • snatta verbo (snattar, snattade, snattat)
    • knycka verbo (knycker, knyckte, knyckt)

Conjugaciones de pikken:

o.t.t.
  1. pik
  2. pikt
  3. pikt
  4. pikken
  5. pikken
  6. pikken
o.v.t.
  1. pikte
  2. pikte
  3. pikte
  4. pikten
  5. pikten
  6. pikten
v.t.t.
  1. heb gepikt
  2. hebt gepikt
  3. heeft gepikt
  4. hebben gepikt
  5. hebben gepikt
  6. hebben gepikt
v.v.t.
  1. had gepikt
  2. had gepikt
  3. had gepikt
  4. hadden gepikt
  5. hadden gepikt
  6. hadden gepikt
o.t.t.t.
  1. zal pikken
  2. zult pikken
  3. zal pikken
  4. zullen pikken
  5. zullen pikken
  6. zullen pikken
o.v.t.t.
  1. zou pikken
  2. zou pikken
  3. zou pikken
  4. zouden pikken
  5. zouden pikken
  6. zouden pikken
en verder
  1. is gepikt
  2. zijn gepikt
diversen
  1. pik!
  2. pikt!
  3. gepikt
  4. pikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pikken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
nypa afsnoepen; kneep; knijpen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gå och tigga afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
knycka achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
knycka bort graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
nypa achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken drukken; knellen; strak zitten; vastknijpen
rafsa åt sig afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
rycka till sig afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
smickra afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken flatteren; flemen; flikflooien; goed staan
snatta achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
sno achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken gappen; kroelen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
stjäla achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afsnoepen; gappen; ladelichten; ontstelen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken
ta ifrån graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen

Palabras relacionadas con "pikken":


Wiktionary: pikken


Cross Translation:
FromToVia
pikken sticka piquer — Traductions à trier suivant le sens
pikken tåla; tolerera tolérersupporter.