Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. uitsturen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitsturen de neerlandés a sueco

uitsturen:

uitsturen verbo (stuur uit, stuurt uit, stuurde uit, stuurden uit, uitgestuurd)

  1. uitsturen (wegsturen; ontslaan; ontheffen; verzenden; wegzenden)
    sparka; avskeda
    • sparka verbo (sparkar, sparkade, sparkat)
    • avskeda verbo (avskedar, avskedade, avskedat)

Conjugaciones de uitsturen:

o.t.t.
  1. stuur uit
  2. stuurt uit
  3. stuurt uit
  4. sturen uit
  5. sturen uit
  6. sturen uit
o.v.t.
  1. stuurde uit
  2. stuurde uit
  3. stuurde uit
  4. stuurden uit
  5. stuurden uit
  6. stuurden uit
v.t.t.
  1. heb uitgestuurd
  2. hebt uitgestuurd
  3. heeft uitgestuurd
  4. hebben uitgestuurd
  5. hebben uitgestuurd
  6. hebben uitgestuurd
v.v.t.
  1. had uitgestuurd
  2. had uitgestuurd
  3. had uitgestuurd
  4. hadden uitgestuurd
  5. hadden uitgestuurd
  6. hadden uitgestuurd
o.t.t.t.
  1. zal uitsturen
  2. zult uitsturen
  3. zal uitsturen
  4. zullen uitsturen
  5. zullen uitsturen
  6. zullen uitsturen
o.v.t.t.
  1. zou uitsturen
  2. zou uitsturen
  3. zou uitsturen
  4. zouden uitsturen
  5. zouden uitsturen
  6. zouden uitsturen
en verder
  1. ben uitgestuurd
  2. bent uitgestuurd
  3. is uitgestuurd
  4. zijn uitgestuurd
  5. zijn uitgestuurd
  6. zijn uitgestuurd
diversen
  1. stuur uit!
  2. stuurt uit!
  3. uitgestuurd
  4. uitsturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitsturen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
avskeda ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; dwingen ontslag te nemen; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
sparka ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; in werking stellen; opstarten; schoppen; trappen; trappen geven; van zijn positie verdrijven