Neerlandés

Traducciones detalladas de waren de neerlandés a sueco

waren:

waren [de ~] sustantivo, plural

  1. de waren (koopwaar; handelswaar; goederen; waar)
    gods; varor; handelsvaror

waren verbo (waar, waart, waarde, waarden, gewaard)

  1. waren (ronddwalen; dolen)
    ströva; ströva omkring
    • ströva verbo (strövar, strövade, strövat)
    • ströva omkring verbo (strövar omkring, strövade omkring, strövat omkring)

Conjugaciones de waren:

o.t.t.
  1. waar
  2. waart
  3. waart
  4. waren
  5. waren
  6. waren
o.v.t.
  1. waarde
  2. waarde
  3. waarde
  4. waarden
  5. waarden
  6. waarden
v.t.t.
  1. heb gewaard
  2. hebt gewaard
  3. heeft gewaard
  4. hebben gewaard
  5. hebben gewaard
  6. hebben gewaard
v.v.t.
  1. had gewaard
  2. had gewaard
  3. had gewaard
  4. hadden gewaard
  5. hadden gewaard
  6. hadden gewaard
o.t.t.t.
  1. zal waren
  2. zult waren
  3. zal waren
  4. zullen waren
  5. zullen waren
  6. zullen waren
o.v.t.t.
  1. zou waren
  2. zou waren
  3. zou waren
  4. zouden waren
  5. zouden waren
  6. zouden waren
diversen
  1. waar!
  2. waart!
  3. gewaard
  4. waardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for waren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
gods goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren artikelen; belading; goedje; koopwaar; lading; last; materiaal; riddergoed; spul; voorwerpen; vracht; vrachtgoed; waar
handelsvaror goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren artikelen; goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopmansgoederen; koopwaar; voorwerpen; waar
varor goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren goederen; goedheid; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ströva dolen; ronddwalen; waren aan de zwerf zijn; omzwerven; rondzwerven; zwerven
ströva omkring dolen; ronddwalen; waren neuzen; ronddolen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; speuren; zwalken

Palabras relacionadas con "waren":


Wiktionary: waren


Cross Translation:
FromToVia
waren irra errervaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
waren irra vaguererrer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.

zijn:

zijn verbo (ben, bent, is, was, waren, geweest)

  1. zijn (zich bevinden; uithangen)
    bo; uppehålla sig; vistas; vara bosatt; befinna sig
    • bo verbo (bor, bodde, bott)
    • uppehålla sig verbo (uppehåller sig, uppehöll sig, uppehållit sig)
    • vistas verbo (vistar, vistade, vistat)
    • vara bosatt verbo (är bosatt, var bosatt, varit bosatt)
    • befinna sig verbo (befinner sig, befann sig, befunnit sig)
  2. zijn (bestaan; leven; existeren)
    finnas; vara till; existera
    • finnas verbo (finnas, fanns, funnits)
    • vara till verbo (är till, var till, varit till)
    • existera verbo (existerar, existerade, existerat)

Conjugaciones de zijn:

o.t.t.
  1. ben
  2. bent
  3. is
  4. zijn
  5. zijn
  6. zijn
o.v.t.
  1. was
  2. was
  3. was
  4. waren
  5. waren
  6. waren
v.t.t.
  1. ben geweest
  2. bent geweest
  3. is geweest
  4. zijn geweest
  5. zijn geweest
  6. zijn geweest
v.v.t.
  1. was geweest
  2. was geweest
  3. was geweest
  4. waren geweest
  5. waren geweest
  6. waren geweest
o.t.t.t.
  1. zal zijn
  2. zult zijn
  3. zal zijn
  4. zullen zijn
  5. zullen zijn
  6. zullen zijn
o.v.t.t.
  1. zou zijn
  2. zou zijn
  3. zou zijn
  4. zouden zijn
  5. zouden zijn
  6. zouden zijn
diversen
  1. wees!
  2. zijt!
  3. geweest
  4. zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zijn adj.

  1. zijn
    hans

zijn [znw.] sustantivo

  1. zijn (existentie; leven; bestaan)
    liv; livsväg; existens; varande

Translation Matrix for zijn:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bo nest
existens bestaan; existentie; leven; zijn
liv bestaan; existentie; leven; zijn bestendigheid; drukte; duurzaamheid; gedrang; geharrewar; levens; leventje; stampei; tamtam; toeloop; toevloed
livsväg bestaan; existentie; leven; zijn
varande bestaan; existentie; leven; zijn
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
befinna sig uithangen; zich bevinden; zijn ergens zijn; zich ophouden
bo uithangen; zich bevinden; zijn leven; logeren; resideren; verblijfplaats hebben; verblijven; wonen
existera bestaan; existeren; leven; zijn
finnas bestaan; existeren; leven; zijn gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen
uppehålla sig uithangen; zich bevinden; zijn
vara bosatt uithangen; zich bevinden; zijn
vara till bestaan; existeren; leven; zijn
vistas uithangen; zich bevinden; zijn
- wezen
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
hans zijne
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
hans zijn

Palabras relacionadas con "zijn":


Sinónimos de "zijn":


Definiciones relacionadas de "zijn":

  1. iets doen1
    • hij is aan het fietsen1
  2. een werkelijkheid vormen, bestaan1
    • er zijn mensen die op hun handen kunnen lopen1
  3. bezittelijk: hij is van die mannelijke persoon1
    • is dat zijn fiets?1
  4. geeft aan dat het al gebeurd is1
    • zij is weggegaan1
  5. je er bevinden1
    • er zijn mensen in het huis1
  6. noemt een eigenschap of kenmerk van het onderwerp1
    • zij is een aardige meid1

Wiktionary: zijn

zijn
verb
  1. bestaan
  2. zich bevinden.
  3. gelijk zijn aan.
  4. tot de groep behoren van
  5. de eigenschap hebben.
  6. zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van ergatieven
  7. zijn + voltooid deelwoord: hulpwerkwoord van de voltooide tijd van de lijdende vorm

Cross Translation:
FromToVia
zijn vara; finnas; sitta; stå; ligga be — occupy a place
zijn vara; ske be — occur, take place
zijn vara; existera; finnas till; finnas be — exist
zijn vara be — elliptical form of "be here", or similar
zijn vara be — used to indicate that the subject and object are the same
zijn vara be — used to indicate that the subject plays the role of the predicate nominative
zijn vara be — used to connect a noun to an adjective that describes it
zijn vara be — used to indicate that the subject has the qualities described by a noun or noun phrase
zijn ha; vara be — (archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs
zijn vara be — used to indicate weather, air quality, or the like
zijn bära; inneha bear — be equipped with
zijn tillhöra belong — be the property of
zijn ha have — auxiliary used in forming the perfect and the past perfect tenses
zijn sin; hans his — attributive: belonging to him
zijn dess its — belonging to it
zijn sina; sitt; sin; ens ↔ one's — belonging to
zijn räcka suffice — be enough, sufficient, adequate
zijn finnas there be — to exist
zijn existera; finnas geben — (in Verbindung mit es) existieren, da sein
zijn vara sein — Kopula, die dem Subjekt ein logisches Prädikat zuordnet
zijn hans; hennes; dess seineine Form des Possessivpronomens „sein, seine, sein“: drückt das Eigentum, den Besitz einer Person an einer Sache oder Person aus, beziehungsweise umgekehrt die Zugehörigkeit
zijn stå till svars; för; ta; ansvar verantwortlich zeichnenAmtssprache, verantwortlich zeichnen für etwas: die übertragene Verantwortung ausübend seine Unterschrift unter etwas setzen
zijn det; finnas y avoir — Exister, être présent, se passer
zijn vara être — Verbe

Traducciones relacionadas de waren