Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. zeur:
  2. zeuren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de zeur de neerlandés a sueco

zeur:

zeur [de ~] sustantivo

  1. de zeur (zeurkous; geitenbreier; zeikerd; zemel; zeurpiet)
    tjatmåns; tjatmoster

Translation Matrix for zeur:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
tjatmoster geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
tjatmåns geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet

Palabras relacionadas con "zeur":


zeuren:

zeuren verbo (zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)

  1. zeuren (klagen)
    klaga; gnata
    • klaga verbo (klagar, klagade, klagat)
    • gnata verbo (gnatar, gnatade, gnatat)
  2. zeuren (drammen; aandringen; doordrukken; doordrammen)
    tjata
    • tjata verbo (tjatar, tjatade, tjatat)
  3. zeuren (kankeren)
    knota; klaga
    • knota verbo (knotar, knotade, knotat)
    • klaga verbo (klagar, klagade, klagat)
  4. zeuren (talmen; hannesen; zeiken; )
    uppehålla; fördröja
    • uppehålla verbo (uppehåller, uppehöll, uppehållit)
    • fördröja verbo (fördröjer, fördröjde, fördröjt)

Conjugaciones de zeuren:

o.t.t.
  1. zeur
  2. zeurt
  3. zeurt
  4. zeuren
  5. zeuren
  6. zeuren
o.v.t.
  1. zeurde
  2. zeurde
  3. zeurde
  4. zeurden
  5. zeurden
  6. zeurden
v.t.t.
  1. heb gezeurd
  2. hebt gezeurd
  3. heeft gezeurd
  4. hebben gezeurd
  5. hebben gezeurd
  6. hebben gezeurd
v.v.t.
  1. had gezeurd
  2. had gezeurd
  3. had gezeurd
  4. hadden gezeurd
  5. hadden gezeurd
  6. hadden gezeurd
o.t.t.t.
  1. zal zeuren
  2. zult zeuren
  3. zal zeuren
  4. zullen zeuren
  5. zullen zeuren
  6. zullen zeuren
o.v.t.t.
  1. zou zeuren
  2. zou zeuren
  3. zou zeuren
  4. zouden zeuren
  5. zouden zeuren
  6. zouden zeuren
diversen
  1. zeur!
  2. zeurt!
  3. gezeurd
  4. zeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zeuren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fördröja aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren ophouden; rekken; temporiseren; vertragen
gnata klagen; zeuren bedillen; betuttelen; etteren; griepen; klieren; vitten; zeiken
klaga kankeren; klagen; zeuren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; foeteren; huilen; jammeren; jeremiëren; kermen; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; reclameren; rouwklagen; sakkeren; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; uitgieren; weeklagen
knota kankeren; zeuren knorren; knorrend geluid maken; sakkeren; zich beklagen
tjata aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren betuttelen; etteren; griepen; jennen; klieren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeiken; zieken
uppehålla aarzelen; dralen; drentelen; druilen; hannesen; talmen; teuten; treuzelen; zaniken; zeiken; zeuren behouden; in stand houden; onderhouden; ophouden; rekken; temporiseren; vertragen

Palabras relacionadas con "zeuren":


Sinónimos de "zeuren":


Definiciones relacionadas de "zeuren":

  1. er op een vervelende manier telkens weer over praten of om vragen1
    • de kinderen zeuren om snoep1

Wiktionary: zeuren


Cross Translation:
FromToVia
zeuren tjata nag — complain about insignificant matters
zeuren klaga; gnälla whinge — to complain or protest
zeuren gnälla; klaga; gnata nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern
zeuren jämra sig; kvida geindre — Se lamenter, gémir, se plaindre à diverses reprises d’une voix languissante et non articuler.