Resumen
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. besteigen:
  2. Wiktionary:


Alemán

Traducciones detalladas de besteigen de alemán a neerlandés

besteigen:

besteigen verbo

  1. besteigen (ersteigen; erklimmen; erklettern)
    beklimmen
    • beklimmen verbo (beklim, beklimt, beklom, beklommen, beklommen)
  2. besteigen
    bestijgen
    • bestijgen verbo (bestijg, bestijgt, besteeg, bestegen, bestegen)
  3. besteigen (klettern; hochsteigen; heraufsteigen; )
    stijgen; klimmen; omhoogklimmen; omhoog gaan; omhoogstijgen
    • stijgen verbo (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
    • klimmen verbo (klim, klimt, klom, klommen, geklommen)
    • omhoogklimmen verbo (klim omhoog, klimt omhoog, klom omhoog, klommen omhoog, omhooggeklommen)
    • omhoog gaan verbo
    • omhoogstijgen verbo (stijg omhoog, stijgt omhoog, steeg omhoog, stegen omhoog, omhooggestegen)

Translation Matrix for besteigen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
klimmen Abheben; Ansteigen; Aufgehen; Steigen
stijgen Abheben; Ansteigen; Ansteigung; Aufgehen; Emporsteigen; Hinaufsteigen; Steigen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
beklimmen besteigen; erklettern; erklimmen; ersteigen
bestijgen besteigen
klimmen besteigen; emporsteigen; heraufsteigen; hinaufklettern; hinaufsteigen; hochsteigen; klettern emporsteigen; heraufsteigen; hinaufklettern; hinaufsteigen; hochsteigen; klettern; steigen
omhoog gaan besteigen; emporsteigen; heraufsteigen; hinaufklettern; hinaufsteigen; hochsteigen; klettern
omhoogklimmen besteigen; emporsteigen; heraufsteigen; hinaufklettern; hinaufsteigen; hochsteigen; klettern heraufsteigen; hinaufklettern; hochsteigen; klettern; steigen
omhoogstijgen besteigen; emporsteigen; heraufsteigen; hinaufklettern; hinaufsteigen; hochsteigen; klettern anschwellen; anwachsen; emporsteigen; schwellen; steigen; zunehmen
stijgen besteigen; emporsteigen; heraufsteigen; hinaufklettern; hinaufsteigen; hochsteigen; klettern abheben; anschwellen; ansteigen; anwachsen; aufstocken; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; emporsteigen; hinaufsteigen; schwellen; steigen; steigern; vergrößern; vermehren; zunehmen

Sinónimos de "besteigen":


Wiktionary: besteigen

besteigen
verb
  1. sich zu einem hochgelegenen oder erhöhten Ort begeben
besteigen
verb
  1. naar de top van iets, zoals een berg, klimmen

Cross Translation:
FromToVia
besteigen bestijgen; dekken; paren; bespringen cover — copulate
besteigen beklimmen mount — climb up/on; to ride
besteigen bestijgen mount — get on top of an animal to mate



Neerlandés