Resumen


Alemán

Traducciones detalladas de Bébé de alemán a neerlandés

beben:

beben verbo (bebe, bebst, bebt, bebte, bebtet, gebebt)

  1. beben (schütteln; bibbern)
    schudden; trillen; beven
    • schudden verbo (schud, schudt, schudde, schudden, geschud)
    • trillen verbo (tril, trilt, trilde, trilden, getrild)
    • beven verbo (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
  2. beben (hin und her bewegen; stoßen; erschüttern; vibrieren)
    schudden; heen en weer bewegen
    • schudden verbo (schud, schudt, schudde, schudden, geschud)
    • heen en weer bewegen verbo (beweeg heen en weer, beweegt heen en weer, bewoog heen en weer, bewogen heen en weer, heen en weer bewogen)
  3. beben (frösteln; zittern; bibbern; zucken; vibrieren)
    beven; bibberen; rillen
    • beven verbo (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
    • bibberen verbo (bibber, bibbert, bibberde, bibberden, gebibberd)
    • rillen verbo (ril, rilt, rilde, rilden, gerild)
  4. beben (zittern; zucken; flimmern; vibrieren)
    beven; sidderen
    • beven verbo (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
    • sidderen verbo (sidder, siddert, sidderde, sidderden, gesidderd)
  5. beben (zähneklappern; frösteln; frieren; )
    bibberen; kleumen; koulijden; klappertanden
    • bibberen verbo (bibber, bibbert, bibberde, bibberden, gebibberd)
    • kleumen verbo (kleum, kleumt, kleumde, kleumden, gekleumd)
    • koulijden verbo (lijd kou, lijdt kou, leed kou, leden kou, kou geleden)
    • klappertanden verbo (klappertand, klappertandt, klappertandde, klappertandden, geklappertand)

Conjugaciones de beben:

Präsens
  1. bebe
  2. bebst
  3. bebt
  4. beben
  5. bebt
  6. beben
Imperfekt
  1. bebte
  2. bebtest
  3. bebte
  4. bebten
  5. bebtet
  6. bebten
Perfekt
  1. habe gebebt
  2. hast gebebt
  3. hat gebebt
  4. haben gebebt
  5. habt gebebt
  6. haben gebebt
1. Konjunktiv [1]
  1. bebe
  2. bebest
  3. bebe
  4. beben
  5. bebet
  6. beben
2. Konjunktiv
  1. bebte
  2. bebtest
  3. bebte
  4. bebten
  5. bebtet
  6. bebten
Futur 1
  1. werde beben
  2. wirst beben
  3. wird beben
  4. werden beben
  5. werdet beben
  6. werden beben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beben
  2. würdest beben
  3. würde beben
  4. würden beben
  5. würdet beben
  6. würden beben
Diverses
  1. beb!
  2. bebt!
  3. beben Sie!
  4. gebebt
  5. bebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for beben:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
beven Beben; Erschütterung
bibberen Schlottern; Zittern
rillen Schlottern; Zittern
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
beven beben; bibbern; flimmern; frösteln; schütteln; vibrieren; zittern; zucken
bibberen beben; bibbern; frieren; frösteln; schaudern; schlottern; schnattern; vibrieren; zittern; zucken; zähneklappern
heen en weer bewegen beben; erschüttern; hin und her bewegen; stoßen; vibrieren
klappertanden beben; frieren; frösteln; schaudern; schlottern; schnattern; zittern; zähneklappern
kleumen beben; frieren; frösteln; schaudern; schlottern; schnattern; zittern; zähneklappern
koulijden beben; frieren; frösteln; schaudern; schlottern; schnattern; zittern; zähneklappern
rillen beben; bibbern; frösteln; vibrieren; zittern; zucken
schudden beben; bibbern; erschüttern; hin und her bewegen; schütteln; stoßen; vibrieren
sidderen beben; flimmern; vibrieren; zittern; zucken
trillen beben; bibbern; schütteln schwabbeln; vibrieren; zittern; zucken

Sinónimos de "beben":


Wiktionary: beben

beben
verb
  1. sich durch äußere, physikalische Einwirkung erschüttern, heftig zittern, vibrieren
beben
verb
  1. hard en heftig trillen
  2. hevig trillen van kou of angst

Cross Translation:
FromToVia
beben beven; bibberen; huiveren; rillen; trillen trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général)


Wiktionary: Bébé


Cross Translation:
FromToVia
Bébé baby; zuigeling bébé — Très jeune enfant, nourrisson, qui n’a pas atteindre l’âge du sevrage.