Alemán

Traducciones detalladas de Schatten de alemán a neerlandés

Schatten:

Schatten [der ~] sustantivo

  1. der Schatten
    de schaduw; het lommer
  2. der Schatten (Falten)
    kringen onder de ogen; de schaduwen
  3. der Schatten (Schemen; Hirngespinst)
    de gedaante; de schim
  4. der Schatten (Schlagschatten)
    de slagschaduw

Translation Matrix for Schatten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
gedaante Hirngespinst; Schatten; Schemen Ansicht; Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Haltung; Statur; Wuchs; Äußere
kringen onder de ogen Falten; Schatten
lommer Schatten
schaduw Schatten
schaduwen Falten; Schatten Beschatten; Gespenster; umhertreibende Schatten
schim Hirngespinst; Schatten; Schemen Geistererscheinung; Gespenstererscheinung
slagschaduw Schatten; Schlagschatten Schlagschatten
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
schaduwen schattieren

Sinónimos de "Schatten":


Wiktionary: Schatten


Cross Translation:
FromToVia
Schatten schaduw shade — darkness where light is blocked
Schatten schaduw shadow — dark image projected onto a surface
Schatten afspiegeling; lommer; schaduw; schim; zweem ombreobscurité relatif que cause un corps opaque en intercepter la lumière.

Traducciones relacionadas de Schatten



Neerlandés

Traducciones detalladas de Schatten de neerlandés a alemán

schatten:

schatten verbo (schat, schatte, schatten, geschat)

  1. schatten (inschatten; bepalen; afwegen)
    schätzen; taxieren
    • schätzen verbo (schätze, schätzest, schätzt, schätzte, schätztet, geschätzt)
    • taxieren verbo (taxiere, taxierst, taxiert, taxierte, taxiertet, taxiert)
  2. schatten (berekenen; ramen)
    berechnen; achten
    • berechnen verbo (berechne, berechnest, berechnet, berechnete, berechnetet, berechnet)
    • achten verbo (achte, achtest, achtet, achtete, achtetet, geachtet)
  3. schatten (ramen; begroten)
    veranschlagen; berechnen; kalkulieren; taxieren
    • veranschlagen verbo (veranschlage, veranschlägst, veränschagt, veranschlug, veranschlugt, verangeschlagen)
    • berechnen verbo (berechne, berechnest, berechnet, berechnete, berechnetet, berechnet)
    • kalkulieren verbo (kalkuliere, kalkulierst, kalkuliert, kalkulierte, kalkuliertet, kalkuliert)
    • taxieren verbo (taxiere, taxierst, taxiert, taxierte, taxiertet, taxiert)
  4. schatten (beramen; ramen; taxeren)
    schätzen; taxieren; voranschlagen
    • schätzen verbo (schätze, schätzest, schätzt, schätzte, schätztet, geschätzt)
    • taxieren verbo (taxiere, taxierst, taxiert, taxierte, taxiertet, taxiert)

Conjugaciones de schatten:

o.t.t.
  1. schat
  2. schat
  3. schat
  4. schatten
  5. schatten
  6. schatten
o.v.t.
  1. schatte
  2. schatte
  3. schatte
  4. schatten
  5. schatten
  6. schatten
v.t.t.
  1. heb geschat
  2. hebt geschat
  3. heeft geschat
  4. hebben geschat
  5. hebben geschat
  6. hebben geschat
v.v.t.
  1. had geschat
  2. had geschat
  3. had geschat
  4. hadden geschat
  5. hadden geschat
  6. hadden geschat
o.t.t.t.
  1. zal schatten
  2. zult schatten
  3. zal schatten
  4. zullen schatten
  5. zullen schatten
  6. zullen schatten
o.v.t.t.
  1. zou schatten
  2. zou schatten
  3. zou schatten
  4. zouden schatten
  5. zouden schatten
  6. zouden schatten
en verder
  1. ben geschat
  2. bent geschat
  3. is geschat
  4. zijn geschat
  5. zijn geschat
  6. zijn geschat
diversen
  1. schat!
  2. schatt!
  3. geschat
  4. schattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schatten [de ~] sustantivo, plural

  1. de schatten (liefjes; schatjes; schattebouten)
    die Schätzchen; die Schätze

Translation Matrix for schatten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Schätzchen liefjes; schatjes; schattebouten; schatten beminde; duifje; geliefde; kindlief; liefje; liefste; lieve; lievelingetje; poepje; schat; schatje; schattebout; schatteboutje; schatteboutjes; scheetje; snoes; troetels; troeteltje; vriendin
Schätze liefjes; schatjes; schattebouten; schatten troetelkinderen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
achten berekenen; ramen; schatten achten; appreciëren; de hemel in prijzen; eer aandoen; eerbied bewijzen; eerbiedigen; eren; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; hulde bewijzen; huldigen; in acht nemen; in ere houden; ontzien; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; sparen; verschonen; waarderen
berechnen begroten; berekenen; ramen; schatten becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken
kalkulieren begroten; ramen; schatten becijferen; begroten; berekenen; calculeren; incalculeren; rekening houden met; uitrekenen; uitwerken
schätzen afwegen; bepalen; beramen; inschatten; ramen; schatten; taxeren aannemen; aanrekenen; aanwrijven; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; berispen; beschuldigen; blameren; eerbiedigen; geloven; gispen; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; ingeven; laken; loven; nadragen; op prijs stellen; overdenken; overwegen; postuleren; prijzen; raden; respecteren; roemen; suggereren; uitgaan van; vereren; veronderstellen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; vooronderstellen; waarderen; zich lovend uitlaten
taxieren afwegen; begroten; bepalen; beramen; inschatten; ramen; schatten; taxeren aanslaan; adviseren; afwegen; iets aanraden; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren; taxeren
veranschlagen begroten; ramen; schatten aanslaan; adviseren; afwegen; becijferen; begroten; berekenen; calculeren; iets aanraden; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren; taxeren; uitrekenen; uitwerken
voranschlagen beramen; ramen; schatten; taxeren

Palabras relacionadas con "schatten":


Wiktionary: schatten


Cross Translation:
FromToVia
schatten schätzen; abschätzen estimate — to calculate roughly
schatten schätzen judge — to form an opinion, infer
schatten schätzen price — determine or put a price on something
schatten schätzen; abschätzen; achten; mögen; wertschätzen; würdigen; einschätzen; hochschätzen; hochachten; ehren apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).
schatten abschätzen; bewerten; schätzen; einschätzen taxer — (vieilli) régler, fixer le prix des denrées, des marchandises, de quelque autre chose que ce soit.
schatten abschätzen; bewerten; schätzen; einschätzen évaluerestimer une chose quant à son prix, à sa valeur, à sa quantité, à sa durée.

Schatten forma de schat:

schat [de ~ (m)] sustantivo

  1. de schat (liefste; schatje; poepje; )
    Schätzchen; der Schatz; der Liebste; die Liebe; Herzchen; Liebchen; der Liebling; die Geliebte; Lieb
  2. de schat (beminde; liefje; liefste; )
    der Schatz; Juwel; Schätzchen; Herzchen; liebes Kind

Translation Matrix for schat:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Geliebte beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes aanbidder; beminde; geliefde; gezel; hartje; hartsvriendin; kameraadje; liefhebber; liefje; maatje; maîtresse; minnaar; minnaars; minnares; vriendin; vrijer; vrijers
Herzchen beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin hartje; kindlief; liefje; lieveling; lieverd; schatje; schatteboutjes; snoepje; snoes; snoesje
Juwel beminde; geliefde; liefje; liefste; schat; snoes; vriendin bijou; juweel; sieraad; sierstuk
Lieb beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes
Liebchen beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes beminde; geliefde; hartje; minnares; scharreltje; schatteboutjes; vriendin; vriendinnetje
Liebe beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes genegenheid; innigheid; liefde
Liebling beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes beminde; geliefde; hartje; lieveling; lievelingetje; lieverd; minnares; schatje; schatteboutjes; snoepje; snoes; snoesje; troetelkind; vriendin
Liebste beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes beminde; geliefde; gezel; hartje; hartsvriendin; kameraadje; liefje; maatje; minnares; vriendin
Schatz beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin kindlief; liefje; schatteboutjes
Schätzchen beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin kindlief; liefjes; lievelingetje; schatjes; schattebouten; schatteboutje; schatteboutjes; schatten; troetels; troeteltje
liebes Kind beminde; geliefde; liefje; liefste; schat; snoes; vriendin kindlief

Palabras relacionadas con "schat":


Wiktionary: schat

schat
noun
  1. verzamelde rijkdom
schat
noun
  1. dichter.|, sonst va.|: (vor allem aus Gold beziehungsweise goldenen Gegenständen zusammengesetzter) Schatz

Cross Translation:
FromToVia
schat Schatz; Liebling darling — person who is dear to one
schat Teuerster; Teuerste; Liebster; Liebste; Liebchen dear — a very kind, loving person
schat Schatz honey — term of affection
schat Liebes; Liebling; Liebe; Schatz; Lieber love — darling or sweetheart
schat Schatz treasure — collection of valuable things
schat Kassette; Schatz; Tresor cassette — Traductions à trier suivant le sens
schat Schatz trésor — Amas d’or, d’argent, ou d’autres choses précieuses mises en réserve, cachées, enfouies