Alemán

Traducciones detalladas de bekommen de alemán a neerlandés

bekommen:

bekommen verbo (bekomme, bekommst, bekommt, bekam, bekamt, bekommen)

  1. bekommen (in Empfang nehmen; empfangen; erhalten; )
    ontvangen; krijgen; in ontvangst nemen; opstrijken
    • ontvangen verbo (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)
    • krijgen verbo (krijg, krijgt, kreeg, kregen, gekregen)
    • in ontvangst nemen verbo (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
    • opstrijken verbo (strijk op, strijkt op, streek op, streken op, opgestreken)
  2. bekommen (holen)
    pakken; halen
    • pakken verbo (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • halen verbo (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)
  3. bekommen (erreichen; erhalten; gewinnen; )
    verkrijgen; behalen; winnen
    • verkrijgen verbo (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • behalen verbo (behaal, behaalt, behaalde, behaalden, behaald)
    • winnen verbo (win, wint, won, wonnen, gewonnen)
  4. bekommen (sich erholen)
    bekomen; zich hervinden
  5. bekommen (ergreifen; erwerben; erfassen; )
    verkrijgen; te pakken krijgen; iets bemachtigen
  6. bekommen (kriegen; erhalten; empfangen)
    verkrijgen; verwerven
    • verkrijgen verbo (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • verwerven verbo (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)

Conjugaciones de bekommen:

Präsens
  1. bekomme
  2. bekommst
  3. bekommt
  4. bekommen
  5. bekommt
  6. bekommen
Imperfekt
  1. bekam
  2. bekamst
  3. bekam
  4. bekamen
  5. bekamt
  6. bekamen
Perfekt
  1. habe bekommen
  2. hast bekommen
  3. hat bekommen
  4. haben bekommen
  5. habt bekommen
  6. haben bekommen
1. Konjunktiv [1]
  1. bekomme
  2. bekommest
  3. bekomme
  4. bekommen
  5. bekommet
  6. bekommen
2. Konjunktiv
  1. bekäme
  2. bekämest
  3. bekäme
  4. bekämen
  5. bekämet
  6. bekämen
Futur 1
  1. werde bekommen
  2. wirst bekommen
  3. wird bekommen
  4. werden bekommen
  5. werdet bekommen
  6. werden bekommen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bekommen
  2. würdest bekommen
  3. würde bekommen
  4. würden bekommen
  5. würdet bekommen
  6. würden bekommen
Diverses
  1. bekomm!
  2. bekommt!
  3. bekommen Sie!
  4. bekommen
  5. bekommend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for bekommen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
behalen Gewinnen
halen Abholen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
behalen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden
bekomen bekommen; sich erholen aufatmen
halen bekommen; holen
iets bemachtigen aufschnappen; bekommen; erfassen; ergreifen; erwerben; fassen; gewinnen sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
in ontvangst nemen annehmen; bekommen; empfangen; entgegenehmen; erhalten; hinnehmen; in Empfang nehmen akzeptieren; annehmen; beginnen; empfangen; hinnehmen; in Empfang nehmen; starten
krijgen annehmen; bekommen; empfangen; entgegenehmen; erhalten; hinnehmen; in Empfang nehmen
ontvangen annehmen; bekommen; empfangen; entgegenehmen; erhalten; hinnehmen; in Empfang nehmen akzeptieren; annehmen; beginnen; bewirten; einladen; empfangen; hinnehmen; in Empfang nehmen; starten
opstrijken annehmen; bekommen; empfangen; entgegenehmen; erhalten; hinnehmen; in Empfang nehmen
pakken bekommen; holen abfangen; anwenden; benutzen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; gebrauchen; greifen; handhaben; hantieren; kriegen; nehmen; packen; verhaften; verwenden; verwickeln; überlisten
te pakken krijgen aufschnappen; bekommen; erfassen; ergreifen; erwerben; fassen; gewinnen ergreifen; erwischen
verkrijgen aufschnappen; bekommen; davontragen; empfangen; erfassen; ergreifen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erwerben; erzielen; fassen; gewinnen; holen; kriegen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden ankaufen; einkaufen; erstehen; erwerben; hineinbringen; hineinholen; hineintragen; kaufen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
verwerven bekommen; empfangen; erhalten; kriegen aneignen; ankaufen; anlernen; einkaufen; einpauken; erlernen; erstehen; erwerben; kaufen; lernen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen; studieren
winnen bekommen; davontragen; erhalten; erkämpfen; erreichen; erzielen; gewinnen; holen; schlagen; siegen; triumphieren; überwinden besiegen; den Sieg erringen; gewinnen; siegen; siegen über; triumphieren
zich hervinden bekommen; sich erholen

Sinónimos de "bekommen":


Wiktionary: bekommen

bekommen
  1. (transitiv) sich einer Person oder Sache bemächtigen
  2. (transitiv) wie viel ist zu zahlen, was wird gewünscht?
  3. (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen
bekommen
verb
  1. een diploma of certificaat verwerven
  2. in eigendom krijgen
  3. ergens heengaan met als doel om iets of iemand mee terug te brengen
  4. verwerven, ontvangen
  5. het verkrijgen van zaken zoals loon en berichten
  6. iets in de wacht slepen
  7. in bezit krijgen, verwerven
noun
  1. iets in de wacht slepen

Cross Translation:
FromToVia
bekommen halen catch — to reach in time to leave (jump)
bekommen verkrijgen; krijgen get — receive
bekommen krijgen have — give birth to
bekommen krijgen; ontvangen receive — get
bekommen buitmaken; behalen; verkrijgen; verwerven; aanbrengen; werven; aanwerven; verdienen; winnen gagner — Traductions à trier suivant le sens
bekommen genieten; krijgen; ontvangen; toucheren; accepteren; aannemen recevoiraccepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir.

Traducciones relacionadas de bekommen



Neerlandés

Traducciones detalladas de bekommen de neerlandés a alemán