Inicio ->Diccionarios ->alemán/neerlandés ->Buscar: belügen

Resultados de belügen en alemán y neerlandés

Eliminar anuncios

Resumen

Alemán a neerlandés: más información...

belügen:
- Wiktionary:
  belügen → liegen
- Sinónimos de "belügen":
  vorgeben; anlügen; anschwindeln; bemogeln; beschummeln; beschwindeln; betrügen; cheaten; die Unwahrheit sagen; flunkern; lügen; mogeln; schwindeln; verschaukeln

Alemán

Traducciones detalladas de belügen de alemán a neerlandés

belügen: ^{(*Aplicando el separador de palabras y frases)}

übel: naar; misselijk; onwel; onpasselijk; kwalijk; snood; slecht; gemeen; vals; min; ongesteld; menstruerend; boos; kwaad; woest; razend; nijdig; kwaadwillig; furieus; ziedend; toornig; vertoornd; met slechte intentie; spinnijdig
Gen: gen
Übel: klacht; bezwaar; grief; het klagen; ziekte; zeer; onvolkomenheid; mankement; euvel; ongemak; ongerief; kwaaltje; slordigheid; wanordelijkheid

Sugerencias ortográficas de: belügen

belüften; betrügen; bemühen; behüten; beifügen; belegen; betrogen; betrüben; beäugen; beleihen

belügen:

Sinónimos de "belügen":

vorgeben; anlügen; anschwindeln; bemogeln; beschummeln; beschwindeln; betrügen; cheaten; die Unwahrheit sagen; flunkern; lügen; mogeln; schwindeln; verschaukeln

Wiktionary: belügen

Cross Translation:

From	To	Via
• belügen	→ liegen	↔ mentir — Sens intransitif

Traducciones automáticas externas:

Neerlandés

Traducciones detalladas de belügen de neerlandés a alemán

belügen: ^{(*Aplicando el separador de palabras y frases)}

bel: Glocke; Klingel; Schelle
gen: Gen
bellen: klingeln; läuten; anrufen; telefonieren; Anrufen; Klingeln; Die Klingel läuten

Sugerencias ortográficas de: belügen

beleggen; belegen; belijnen; behangen; bevragen; belijden; beliepen; behingen; believen; bellen

Traducciones automáticas externas:

Eliminar anuncios

Eliminar anuncios