Alemán

Traducciones detalladas de rührend de alemán a neerlandés

rührend:


Translation Matrix for rührend:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
aangrijpend bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch eindrucksvoll; ergreifend; fesselnd; herzergreifend; herzzerreißend; interessant; packend; spannend; uneterhaltsam
emotioneel bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch betroffen; bewegt; ergriffen; gerührt
hartroerend bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch
hartveroverend bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch
ontroerend bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch
roerend bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch beweglich; mobil; nicht fest; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
aandoenlijke ergreifend; rührend

Sinónimos de "rührend":


Wiktionary: rührend

rührend
Cross Translation:
FromToVia
rührend ontroerende; ontroerend moving — that causes someone to feel emotion
rührend meelijwekkend; zielig; deerniswekkend pathetic — arousing pity, sympathy, or compassion
rührend roerend touching — provoking sadness and pity
rührend emotioneel attendrissant — Qui attendrir, qui émouvoir de compassion, de tendresse.

rühren:

rühren verbo (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)

  1. rühren (mischen; bewegen)
    mixen; roeren
    • mixen verbo (mix, mixt, mixte, mixten, gemixt)
    • roeren verbo (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
  2. rühren (betreffen; treffen; berühren; )
    betreffen; aangaan; raken
    • betreffen verbo (betref, betreft, betrof, betroffen, betroffen)
    • aangaan verbo (ga aan, gaat aan, ging aan, gingen aan, aangegaan)
    • raken verbo (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  3. rühren (in Bewegung bringen; bewegen; sich regen)
    bewegen; in beweging brengen; beroeren
    • bewegen verbo (beweeg, beweegt, bewoog, bewogen, bewogen)
    • in beweging brengen verbo (breng in beweging, brengt in beweging, bracht in beweging, brachten in beweging, in beweging gebracht)
    • beroeren verbo (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
  4. rühren (beeinflußen; treffen; anrühren; ansprechen)
    beïnvloeden; treffen; raken
    • beïnvloeden verbo (beïnvloed, beïnvloedt, beïnvloedde, beïnvloedden, beïnvloed)
    • treffen verbo (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • raken verbo (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  5. rühren (ergreifen)
    ontroeren; aangrijpen
    • ontroeren verbo (ontroer, ontroert, ontroerde, ontroerden, ontroerd)
    • aangrijpen verbo (grijp aan, grijpt aan, greep aan, grepen aan, aangegrepen)
  6. rühren (treffen; berühren; schlagen; )
    treffen; beroeren; raken
    • treffen verbo (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • beroeren verbo (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
    • raken verbo (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  7. rühren
    roeren; beroeren
    • roeren verbo (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • beroeren verbo (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
  8. rühren
    verroeren
    • verroeren verbo (verroer, verroert, verroerde, verroerden, verroerd)
  9. rühren
    rondroeren
    • rondroeren verbo (roer rond, roert rond, roerde rond, roerden rond, rondgeroerd)
  10. rühren (treffen; bewegen)
  11. rühren (milde machen; erweichen; weich machen)
    vertederen
    • vertederen verbo (verteder, vertedert, vertederde, vertederden, vertederd)
  12. rühren (bewegen)

Conjugaciones de rühren:

Präsens
  1. rühre
  2. rührst
  3. rührt
  4. rühren
  5. rührt
  6. rühren
Imperfekt
  1. rührte
  2. rührtest
  3. rührte
  4. rührten
  5. rührtet
  6. rührten
Perfekt
  1. habe gerührt
  2. hast gerührt
  3. hat gerührt
  4. haben gerührt
  5. habt gerührt
  6. haben gerührt
1. Konjunktiv [1]
  1. rühre
  2. rührest
  3. rühre
  4. rühren
  5. rühret
  6. rühren
2. Konjunktiv
  1. rührte
  2. rührtest
  3. rührte
  4. rührten
  5. rührtet
  6. rührten
Futur 1
  1. werde rühren
  2. wirst rühren
  3. wird rühren
  4. werden rühren
  5. werdet rühren
  6. werden rühren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde rühren
  2. würdest rühren
  3. würde rühren
  4. würden rühren
  5. würdet rühren
  6. würden rühren
Diverses
  1. rühr!
  2. rührt!
  3. rühren Sie!
  4. gerührt
  5. rührend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for rühren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aangaan Betreffen
aangrijpen Anfassen; Anpacken
betreffen Betreffen
mixen Mengen; Mischen; Mixen; Vermischen
raken Treffen
treffen Begegnung; Treffen; Zusammenkunft; Zusammentreffen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aangaan antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen Belange haben; anfangen; angehen; anknöpfen; beginnen; betreffen; gehen um; starten
aangrijpen ergreifen; rühren anwenden; benutzen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; verwenden
beroeren antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; in Bewegung bringen; rühren; schlagen; sich regen; treffen
betreffen antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen angehen; betreffen; gehen um
bewegen bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen bewegen; wegbegeben
beïnvloeden anrühren; ansprechen; beeinflußen; rühren; treffen beeinflussen; steuern
iemand raken bewegen; rühren; treffen
iemand treffen bewegen; rühren; treffen
in beweging brengen bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen
mixen bewegen; mischen; rühren
ontroeren ergreifen; rühren anrühren; berühren; bewegen; treffen
raken anrühren; ansprechen; antun; beeinflußen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen anrühren; berühren; bewegen; enden; hingelangen; hinkommen; treffen
roeren bewegen; mischen; rühren anschüren; bewegen; schüren; umruhren; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen
rondroeren rühren
treffen anrühren; ansprechen; antun; beeinflußen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen anrühren; begegnen; berühren; bewegen; enden; entgegen; hingelangen; hinkommen; sich treffen; treffen
verroeren rühren
vertederen erweichen; milde machen; rühren; weich machen
zich bewegen bewegen; rühren

Sinónimos de "rühren":

  • reizen
  • aufrühren; aufwühlen; umrühren

Wiktionary: rühren

rühren
verb
  1. een vloeistof met een spaan in ronde beweging brengen
  2. in beweging komen
  3. teder stemmen

Cross Translation:
FromToVia
rühren emotioneren; ontroeren affect — to move to emotion
rühren ontroeren; ontzetten; aangrijpen; bewegen; roeren move — to arouse the feelings or passions of
rühren omzetten; overbrengen; overplaatsen; verleggen; verplaatsen; bewegen; verroeren; aangrijpen; ontroeren remuermouvoir, déplacer.
rühren mengen; vermengen touillermélanger, brasser, remuer.
rühren aangrijpen; bewegen; ontroeren; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden émouvoirprovoquer une émotion.