Alemán

Traducciones detalladas de übertreiben de alemán a neerlandés

übertreiben:

übertreiben verbo (übertreibe, übertreibst, übertreibt, übertrieb, übertriebt, übertrieben)

  1. übertreiben (aufbauschen; andicken)
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; iets overdreven voorstellen
    • overdrijven verbo (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen verbo (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen verbo (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken verbo (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
  2. übertreiben (aufblasen; aufbauschen; andicken)
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven; overdreven voorstellen
    • overdrijven verbo (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen verbo (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen verbo (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken verbo (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
    • opschroeven verbo (schroef op, schroeft op, schroefde op, schroefden op, opgeschroefd)

Conjugaciones de übertreiben:

Präsens
  1. übertreibe
  2. übertreibst
  3. übertreibt
  4. übertreiben
  5. übertreibt
  6. übertreiben
Imperfekt
  1. übertrieb
  2. übertriebst
  3. übertrieb
  4. übertrieben
  5. übertriebt
  6. übertrieben
Perfekt
  1. habe übertrieben
  2. hast übertrieben
  3. hat übertrieben
  4. haben übertrieben
  5. habt übertrieben
  6. haben übertrieben
1. Konjunktiv [1]
  1. übertreibe
  2. übertreibest
  3. übertreibe
  4. übertreiben
  5. übertreibet
  6. übertreiben
2. Konjunktiv
  1. übertriebe
  2. übertriebest
  3. übertriebe
  4. übertrieben
  5. übertriebet
  6. übertrieben
Futur 1
  1. werde übertreiben
  2. wirst übertreiben
  3. wird übertreiben
  4. werden übertreiben
  5. werdet übertreiben
  6. werden übertreiben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde übertreiben
  2. würdest übertreiben
  3. würde übertreiben
  4. würden übertreiben
  5. würdet übertreiben
  6. würden übertreiben
Diverses
  1. übertreib!
  2. übertreibt!
  3. übertreiben Sie!
  4. übertrieben
  5. übertreibend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for übertreiben:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aandikken andicken; aufbauschen; aufblasen; übertreiben
iets overdreven voorstellen andicken; aufbauschen; übertreiben
opblazen andicken; aufbauschen; aufblasen; übertreiben explodieren lassen; sprengen
opkloppen andicken; aufbauschen; aufblasen; übertreiben
opschroeven andicken; aufbauschen; aufblasen; übertreiben auftreiben; erhöhen; hochtreiben; in die Höhe treiben
overdreven voorstellen andicken; aufbauschen; aufblasen; übertreiben
overdrijven andicken; aufbauschen; aufblasen; übertreiben anklagen; anschuldigen; beschuldigen
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
opblazen sprengen

Sinónimos de "übertreiben":

  • das Kind mit dem Bade ausschütten; den Bogen überspannen; exorbitieren; mehr tun, als richtig ist; mit Kanonen auf Spatzen schießen; zu weit gehen; über das Ziel hinausschießen; übereifern; übersteigern; überziehen

Wiktionary: übertreiben

übertreiben
verb
  1. iets overdreven voorstellen om iemand of iets belachelijk te maken
  2. overdrijven (in een toneelrol)
  3. de feiten groter, kleiner, mooier of slechter voorstellen dan ze zijn

Cross Translation:
FromToVia
übertreiben overdrijven exaggerate — to overstate, to describe more than is fact
übertreiben overdrijven overdo — to do too much of something
übertreiben verergeren; verslechteren; aandikken aggraverrendre plus grave.