Alemán

Traducciones detalladas de angeregt de alemán a neerlandés

angeregt:


anregen:

anregen verbo (rege an, regst an, regt an, regte an, regtet an, angeregt)

  1. anregen (stimulieren; ermutigen; reizen; )
    opwekken; aansporen; stimuleren; aandrijven; prikkelen; opkrikken
    • opwekken verbo (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • aansporen verbo (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • stimuleren verbo (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aandrijven verbo (drijf aan, drijft aan, dreef aan, dreven aan, aangedreven)
    • prikkelen verbo (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • opkrikken verbo (krik op, krikt op, krikte op, krikten op, opgekrikt)
  2. anregen (prickeln; erregen; aufwinden; )
    opwinden; opwekken; prikkelen; stimuleren
    • opwinden verbo (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • opwekken verbo (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • prikkelen verbo (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • stimuleren verbo (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  3. anregen (aktivieren; wecken; beleben; hervorrufen; neubeleben)
    aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; stimuleren; bezielen
    • aanmoedigen verbo (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • activeren verbo (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • opwekken verbo (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • oppeppen verbo (pep op, pept op, pepte op, pepten op, opgepept)
    • stimuleren verbo (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • bezielen verbo (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
  4. anregen (vorschlagen; raten; suggerieren; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren verbo (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren verbo (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden verbo (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven verbo (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
  5. anregen (anreizen; herausfordern; herauslocken; )
    aanleiding geven tot; provoceren; uitlokken; ophitsen; uitdagen
    • aanleiding geven tot verbo (geef aanleiding tot, geeft aanleiding tot, gaf aanleiding tot, gaven aanleiding tot, aanleiding gegeven tot)
    • provoceren verbo (provoceer, provoceert, provoceerde, provoceerden, geprovoceerd)
    • uitlokken verbo (lok uit, lokt uit, lokte uit, lokten uit, uitgelokt)
    • ophitsen verbo (hits op, hitst op, hitste op, hitsten op, opgehitst)
    • uitdagen verbo (daag uit, daagt uit, daagde uit, daagden uit, uitgedaagd)
  6. anregen (einflüstern; raten; vorschlagen; )
    ingeven; influisteren; souffleren
    • ingeven verbo (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • influisteren verbo (fluister in, fluistert in, fluisterde in, fluisterden in, ingefluisterd)
    • souffleren verbo (souffleer, souffleert, souffleerde, souffleerden, gesouffleerd)
  7. anregen (stimulieren; ermuntern)

Conjugaciones de anregen:

Präsens
  1. rege an
  2. regst an
  3. regt an
  4. regen an
  5. regt an
  6. regen an
Imperfekt
  1. regte an
  2. regtest an
  3. regte an
  4. regten an
  5. regtet an
  6. regten an
Perfekt
  1. habe angeregt
  2. hast angeregt
  3. hat angeregt
  4. haben angeregt
  5. habt angeregt
  6. haben angeregt
1. Konjunktiv [1]
  1. rege an
  2. regest an
  3. rege an
  4. regen an
  5. reget an
  6. regen an
2. Konjunktiv
  1. regte an
  2. regtest an
  3. regte an
  4. regten an
  5. regtet an
  6. regten an
Futur 1
  1. werde anregen
  2. wirst anregen
  3. wird anregen
  4. werden anregen
  5. werdet anregen
  6. werden anregen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anregen
  2. würdest anregen
  3. würde anregen
  4. würden anregen
  5. würdet anregen
  6. würden anregen
Diverses
  1. reg an!
  2. regt an!
  3. regen Sie an!
  4. angeregt
  5. anregend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for anregen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aandrijven Anfeuern; Anschwemmen; Anspornen; Antreiben
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
aansporen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anspornung; Anstoßen; Antreiben
ophitsen Anstiften; Anstiftung
opwekken Anstiften
provoceren Provozieren
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
uitlokken Provozieren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aandrijven ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen anschwemmen; spülen
aanleiding geven tot anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen
aanmoedigen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; anschüren; anspornen; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jemand motivieren; jubeln; komplimentieren; motivieren; schüren; stimulieren; unterstützen; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
aansporen ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen animieren; anspornen; antreiben; ermuntern; ermutigen; fördern; motivieren; stimulieren
activeren aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken aktivieren; auslösen; beleben; neu beleben; reanimieren
adviseren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen advisieren; anpreisen; empfehlen; konsultieren; raten
bezielen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anfeuern; anheizen; anspornen; begeistern; inspirieren
iets aanraden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen
influisteren anregen; antreiben; aufjagen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten
ingeven anregen; antreiben; aufjagen; ausmachen; bestimmen; einflüstern; eingeben; einhelfen; ermessen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; schätzen; soufflieren; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten; überschlagen anordnen; begeistern; diktieren; einflößen; einflüstern; eingeben; geben; inspirieren; jemandem etwas verabreichen; verabreichen; verordnen; vorschreiben
ophitsen anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufpeitschen; aufputschen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwiegeln; aufwirbeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen
opkrikken ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
oppeppen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken
opwekken aktivieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; hervorrufen; kitzeln; knuddeln; kosen; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren
opwinden anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aufwickeln; aufwinden
prikkelen ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; zusprechen anfeuern; animieren; anspornen; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; stimulieren
provoceren anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen jemanden zu etwas ermuntern; provuzieren
raden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; annehmen; glauben; mutmaßen; schätzen; vermuten
souffleren anregen; antreiben; aufjagen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten
stimuleren aktivieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; hervorrufen; kitzeln; knuddeln; kosen; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; anschüren; anspornen; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; fördern; jemand motivieren; jubeln; komplimentieren; motivieren; schüren; stimulieren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
suggereren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen suggerieren
uitdagen anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
uitlokken anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen
vooruitschoppen anregen; ermuntern; stimulieren

Sinónimos de "anregen":


Wiktionary: anregen

anregen
verb
  1. opwekken

Cross Translation:
FromToVia
anregen aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op exciter — Engager, porter à.
anregen kwaad maken; op stang jagen; vertoornen; opzetten; rechtop zetten; aanwakkeren; opwinden; prikkelen; verhitten; werken op hérisserdresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux.
anregen stimuleren; aanporren; aansporen; aanvuren; prikkelen; zwepen stimuleraiguillonner ; exciter.