Alemán

Traducciones detalladas de komplettieren de alemán a neerlandés

komplettieren:

komplettieren verbo (komplettiere, komplettierst, komplettiert, komplettierte, komplettiertet, komplettiert)

  1. komplettieren (vervollständigen)
    toevoegen; aanvullen; completeren; voltallig maken
    • toevoegen verbo (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • aanvullen verbo (vul aan, vult aan, vulde aan, vulden aan, aangevuld)
    • completeren verbo (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
  2. komplettieren (vervollständigen)
    afronden; completeren; laatste gedeelte afmaken
  3. komplettieren (vervollständigen; vollenden; fertigmachen; )
    completeren; voltooien; vervolledigen; afmaken; perfectioneren; volledig maken; vervolmaken
    • completeren verbo (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • voltooien verbo (voltooi, voltooit, voltooide, voltooiden, voltooid)
    • vervolledigen verbo (vervolledig, vervolledigt, vervolledigde, vervolledigden, vervolledigd)
    • afmaken verbo (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • perfectioneren verbo (perfectioneer, perfectioneert, perfectioneerde, perfectioneerden, geperfectioneerd)
    • volledig maken verbo (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
    • vervolmaken verbo (vervolmaak, vervolmaakt, vervolmaakte, vervolmaakten, vervolmaakt)
  4. komplettieren (vervollständigen; vervollkommnen)
    completeren; vervolledigen; volledig maken; compleet maken
    • completeren verbo (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • vervolledigen verbo (vervolledig, vervolledigt, vervolledigde, vervolledigden, vervolledigd)
    • volledig maken verbo (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
    • compleet maken verbo (maak compleet, maakt compleet, maakte compleet, maakten compleet, compleet gemaakt)

Conjugaciones de komplettieren:

Präsens
  1. komplettiere
  2. komplettierst
  3. komplettiert
  4. komplettieren
  5. komplettiert
  6. komplettieren
Imperfekt
  1. komplettierte
  2. komplettiertest
  3. komplettierte
  4. komplettierten
  5. komplettiertet
  6. komplettierten
Perfekt
  1. habe komplettiert
  2. hast komplettiert
  3. hat komplettiert
  4. haben komplettiert
  5. habt komplettiert
  6. haben komplettiert
1. Konjunktiv [1]
  1. komplettiere
  2. komplettierest
  3. komplettiere
  4. komplettieren
  5. komplettieret
  6. komplettieren
2. Konjunktiv
  1. komplettierte
  2. komplettiertest
  3. komplettierte
  4. komplettierten
  5. komplettiertet
  6. komplettierten
Futur 1
  1. werde komplettieren
  2. wirst komplettieren
  3. wird komplettieren
  4. werden komplettieren
  5. werdet komplettieren
  6. werden komplettieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde komplettieren
  2. würdest komplettieren
  3. würde komplettieren
  4. würden komplettieren
  5. würdet komplettieren
  6. würden komplettieren
Diverses
  1. komplettier!
  2. komplettiert!
  3. komplettieren Sie!
  4. komplettiert
  5. komplettierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for komplettieren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanvullen Anfüllen; Anschütten; Zufügen
afmaken Abschlachten; Absolvieren; Schlachten; Vollenden
toevoegen Aneinanderreihen; Anfügen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanvullen komplettieren; vervollständigen
afmaken aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden abmachen; ausschalten; erledigen; ermorden; fertig bringen; fertigmachen; liquidieren; töten; umbringen; verhunzen; vernichten
afronden komplettieren; vervollständigen abmachen; erledigen; fertig bringen
compleet maken komplettieren; vervollkommnen; vervollständigen
completeren aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden abmachen; erledigen; fertig bringen
laatste gedeelte afmaken komplettieren; vervollständigen
perfectioneren aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden etwas vollkommen machen; perfektionieren
toevoegen komplettieren; vervollständigen anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln; zufügen; zugeben; zulegen
vervolledigen aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden
vervolmaken aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden
volledig maken aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden
voltallig maken komplettieren; vervollständigen
voltooien aufbessern; ausbauen; ausbessern; beenden; berichtigen; ergänzen; fertigbringen; fertigmachen; fertigstellen; komplettieren; perfektionieren; vervollkommnen; vervollständigen; vollenden abmachen; beenden; erledigen; fertig bringen

Sinónimos de "komplettieren":


Wiktionary: komplettieren


Cross Translation:
FromToVia
komplettieren aanvullen complete — to make whole or entire