Resumen
Inglés a neerlandés:   más información...
  1. spit:
  2. Wiktionary:
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. spit:
  2. spitten:
  3. Wiktionary:


Inglés

Traducciones detalladas de spit de inglés a neerlandés

spit:

spit [the ~] sustantivo

  1. the spit (saliva; spittle)
    het speeksel; spog; de kwijl; het spuug
  2. the spit (gob; phlegm; lump of spit)
    kwat; de rochel; de fluim
    • kwat [znw.] sustantivo
    • rochel [de ~ (m)] sustantivo
    • fluim [de ~] sustantivo

to spit verbo (spits, spat, spitting)

  1. to spit (spew; sputter; spew out)
    spugen; spuwen
    • spugen verbo (spuug, spuugt, spuugde, spuugden, gespuugd)
    • spuwen verbo (spuw, spuwt, spuwde, spuwden, gespuwd)

Conjugaciones de spit:

present
  1. spit
  2. spit
  3. spits
  4. spit
  5. spit
  6. spit
simple past
  1. spat
  2. spat
  3. spat
  4. spat
  5. spat
  6. spat
present perfect
  1. have spat
  2. have spat
  3. has spat
  4. have spat
  5. have spat
  6. have spat
past continuous
  1. was spitting
  2. were spitting
  3. was spitting
  4. were spitting
  5. were spitting
  6. were spitting
future
  1. shall spit
  2. will spit
  3. will spit
  4. shall spit
  5. will spit
  6. will spit
continuous present
  1. am spitting
  2. are spitting
  3. is spitting
  4. are spitting
  5. are spitting
  6. are spitting
subjunctive
  1. be spat
  2. be spat
  3. be spat
  4. be spat
  5. be spat
  6. be spat
diverse
  1. spit!
  2. let's spit!
  3. spat
  4. spitting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for spit:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fluim gob; lump of spit; phlegm; spit
kwat gob; lump of spit; phlegm; spit
kwijl saliva; spit; spittle slobber
rochel gob; lump of spit; phlegm; spit
speeksel saliva; spit; spittle
spog saliva; spit; spittle
spugen barfing; puking; vomiting
spuug saliva; spit; spittle
spuwen barfing; puking; spitting; vomiting
- expectoration; saliva; spitting; spittle; tongue
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
spugen spew; spew out; spit; sputter be sick; bring up; puke; regurgigate; spew; spew out; throw up; upchuck; vomit
spuwen spew; spew out; spit; sputter be sick; bring up; puke; spew; throw up; upchuck; vomit
- patter; pitter-patter; ptyalise; ptyalize; skewer; spatter; spew; spit out; sprinkle; spue
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
- tongue of land

Palabras relacionadas con "spit":

  • spiting, spits

Sinónimos de "spit":


Definiciones relacionadas de "spit":

  1. the act of spitting (forcefully expelling saliva)1
  2. a skewer for holding meat over a fire1
  3. a clear liquid secreted into the mouth by the salivary glands and mucous glands of the mouth; moistens the mouth and starts the digestion of starches1
  4. a narrow strip of land that juts out into the sea1
  5. expel or eject (saliva or phlegm or sputum) from the mouth1
    • The father of the victim spat at the alleged murderer1
  6. utter with anger or contempt1
  7. drive a skewer through1
  8. rain gently1

Wiktionary: spit

spit
noun
  1. a rod on which meat is grilled/broiled
  2. saliva
verb
  1. to evacuate saliva from the mouth
spit
noun
  1. een lange, smalle landtong die gevormd wordt door afzetting van zand in een bocht van de zeekust, en die de bocht op deze manier geheel of gedeeltelijk afsluit van de open zee
verb
  1. speeksel uit de mond doen uitschieten

Cross Translation:
FromToVia
spit schoorwal Nehrung — lange, schmale Landzunge, die eine Lagune (ein Haff) unvollständig vom Meer abtrennt
spit spit Spieß — ein Besteck zum durchstoßen („aufspießen“) von Nahrung
spit fluim crachatsalive ou pituite ou toute autre mucosité qu’on projeter par la bouche.
spit spugen; spuwen; rochelen cracher — rejeter violemment par la bouche
spit gooien; keilen; uitspelen; werpen; spugen; spuwen jeterlancer avec la main ou de quelque autre manière.
spit braken; kotsen; overgeven; spugen; vomeren; spuwen; uitbraken; walgen vomirrejeter convulsivement par la bouche des matières contenir dans l’estomac.

Traducciones relacionadas de spit



Neerlandés

Traducciones detalladas de spit de neerlandés a inglés

spit:

spit [het ~] sustantivo

  1. het spit
    the lumbago; the backache; the pain in the back

Translation Matrix for spit:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
backache spit rugpijn
lumbago spit
pain in the back spit

Palabras relacionadas con "spit":


Wiktionary: spit

spit
noun
  1. a rod on which meat is grilled/broiled

Cross Translation:
FromToVia
spit spit Spieß — ein Besteck zum durchstoßen („aufspießen“) von Nahrung

spit forma de spitten:

spitten verbo (spit, spitte, spitten, gespit)

  1. spitten (omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; omgraven)
    to plough; to plough up; to dig; to convert; to reform; to break up
    • plough verbo (ploughs, ploughed, ploughing)
    • plough up verbo (ploughs up, ploughed up, ploughing up)
    • dig verbo (digs, dug, digging)
    • convert verbo (converts, converted, converting)
    • reform verbo (reforms, reformed, reforming)
    • break up verbo (breaks up, broke up, breaking up)

Conjugaciones de spitten:

o.t.t.
  1. spit
  2. spit
  3. spit
  4. spitten
  5. spitten
  6. spitten
o.v.t.
  1. spitte
  2. spitte
  3. spitte
  4. spitten
  5. spitten
  6. spitten
v.t.t.
  1. heb gespit
  2. hebt gespit
  3. heeft gespit
  4. hebben gespit
  5. hebben gespit
  6. hebben gespit
v.v.t.
  1. had gespit
  2. had gespit
  3. had gespit
  4. hadden gespit
  5. hadden gespit
  6. hadden gespit
o.t.t.t.
  1. zal spitten
  2. zult spitten
  3. zal spitten
  4. zullen spitten
  5. zullen spitten
  6. zullen spitten
o.v.t.t.
  1. zou spitten
  2. zou spitten
  3. zou spitten
  4. zouden spitten
  5. zouden spitten
  6. zouden spitten
en verder
  1. ben gespit
  2. bent gespit
  3. is gespit
  4. zijn gespit
  5. zijn gespit
  6. zijn gespit
diversen
  1. spit!
  2. spit!
  3. gespit
  4. spittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spitten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
plough landbouwploeg; landbouwwerktuig; ploeg
reform herstelling van materiaal; innovatie; revisie
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
break up omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten afbreken; breken; desintegreren; gaan; heengaan; in elkaar storten; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omverhalen; opbreken; opdoeken; opheffen; opstappen; scheiden; slopen; ten gronde gaan; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uit elkaar stuiven; uit elkaar vallen; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteengaan; uiteenstuiven; uiteenvallen; uiteenvliegen; uitmaken; van elkaar gaan; vertrekken; wegbreken; weggaan
convert omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten bekeren; converteren; disloqueren; herbouwen; inwisselen; kerstenen; ombouwen; omrekenen; omruilen; omschakelen; omwisselen; omzetten; opnieuw bouwen; overschakelen; reconstrueren; roeren; ruilen; verleggen; verplaatsen; verruilen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verwisselen; verzetten; wisselen
dig omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten delven; een por geven; graven; porren; stoten
plough omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten schoffelen; wieden
plough up omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten schoffelen; wieden
reform omgraven; omploegen; omspitten; omwerken; ploegen; spitten amenderen; hervormen; herzien; kerk hervormen; modificeren; omvormen; omwerken; reformeren; reorganiseren; veranderen; vervormen; wijzigen

Palabras relacionadas con "spitten":


Wiktionary: spitten

spitten
verb
  1. turn over soil with a gardening fork

Cross Translation:
FromToVia
spitten dig; grub; spade creuser — Faire un trou, un orifice.