Resumen
Inglés a neerlandés:   más información...
  1. deer:
  2. Wiktionary:
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. deren:
  2. Wiktionary:


Inglés

Traducciones detalladas de deer de inglés a neerlandés

deer:

deer [the ~] sustantivo

  1. the deer (roe-deer; roe)
    het hert
    • hert [het ~] sustantivo
  2. the deer (roe)
    de ree
    • ree [de ~] sustantivo

Translation Matrix for deer:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
hert deer; roe; roe-deer
ree deer; roe
- cervid

Palabras relacionadas con "deer":

  • deers

Sinónimos de "deer":


Definiciones relacionadas de "deer":

  1. distinguished from Bovidae by the male's having solid deciduous antlers1

Wiktionary: deer

deer
noun
  1. the animal
deer
noun
  1. herkauwend zoogdier, het mannetje draagt een gewei

Cross Translation:
FromToVia
deer hert HirschZoologie: meist in Wäldern lebende geweihtragende, wiederkäuende Tierfamilie der Paarhufer
deer hert cerf — zoologie|nocat=1 Espèce de mammifère ruminant dont le mâle porter sur la tête des cornes ramifiées appelées « bois ».

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de deer



Neerlandés

Traducciones detalladas de deer de neerlandés a inglés

deer forma de deren:

deren verbo (deer, deert, deerde, deerden, gedeerd)

  1. deren
    to harm; to damage; to bruise; to injure
    • harm verbo (harms, harmed, harming)
    • damage verbo (damages, damaged, damaging)
    • bruise verbo (bruises, bruised, bruising)
    • injure verbo (injures, injured, injuring)

Conjugaciones de deren:

o.t.t.
  1. deer
  2. deert
  3. deert
  4. deren
  5. deren
  6. deren
o.v.t.
  1. deerde
  2. deerde
  3. deerde
  4. deerden
  5. deerden
  6. deerden
v.t.t.
  1. heb gedeerd
  2. hebt gedeerd
  3. heeft gedeerd
  4. hebben gedeerd
  5. hebben gedeerd
  6. hebben gedeerd
v.v.t.
  1. had gedeerd
  2. had gedeerd
  3. had gedeerd
  4. hadden gedeerd
  5. hadden gedeerd
  6. hadden gedeerd
o.t.t.t.
  1. zal deren
  2. zult deren
  3. zal deren
  4. zullen deren
  5. zullen deren
  6. zullen deren
o.v.t.t.
  1. zou deren
  2. zou deren
  3. zou deren
  4. zouden deren
  5. zouden deren
  6. zouden deren
diversen
  1. deer!
  2. deert!
  3. gedeerd
  4. derend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for deren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bruise bobbel; bolling; buil; bult; dikte; kneuswond; kneuzing; kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
damage afbreuk; averij; beschadiging; nadeel; schade; verlies
harm afbreuk; beschadiging; schade; verlies
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bruise deren bezeren; blesseren; kneuzen; krenken; kwetsen; schaden; verwonden
damage deren aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; duperen; in elkaar slaan; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen
harm deren afbreuk doen aan; benadelen; duperen; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
injure deren benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; in elkaar slaan; knauwen; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; schaden; toetakelen; verwonden; zeer doen

Wiktionary: deren

deren
verb
  1. schade doen

Cross Translation:
FromToVia
deren harm; damage; upset nuire — Causer du tort, porter dommage à quelqu’un.

Traducciones automáticas externas: