Interglot - "achiever" traducido de inglés a neerlandés

Resumen

achieve:
- presteren; een prestatie leveren; totstandbrengen
Wiktionary:
- achiever → presteerder, streber
- achieve → verkrijgen, winnen, verwerven, bereiken, realiseren
- achieve → ontvangen, bereiken, behalen, resulteren, uitkomen, volgen, voortkomen, voortspruiten, voortvloeien, belenden, grenzen aan, besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren, uitgaan, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, inhalen, reiken tot, leiden tot, uitdraaien op, uitlopen op, nakomen, naleven, uitvoeren, verrichten, vervullen, voltrekken, halen, inslaan, raken, teisteren, treffen, klaren, volbrengen, voltooien, doorkomen, klaarspelen, slagen, slagen voor, bewerkstelligen, realiseren, verwerkelijken, doorvoeren, tot stand brengen, verwezenlijken

Inglés

Traducciones detalladas de achiever de inglés a neerlandés

achiever:

Translation Matrix for achiever:

Noun	Traducciones relacionadas	Other Translations
-	succeeder; success; winner

Sinónimos de "achiever":

winner; success; succeeder; person; individual; someone; somebody; mortal; soul

Antónimos de "achiever":

loser

Definiciones relacionadas de "achiever":

a person with a record of successes¹
- his son would never be the achiever that his father was¹

Wiktionary: achiever

achiever

noun

iemand die iets presteert
- presteerder → achiever; accomplisher
iemand die gefocust is op een goed geachte prestatie
- streber → achiever

achiever forma de achieve:

to achieve verbo (achieves, achieved, achieving)

to achieve (achieve something; perform; succeed)
presteren; een prestatie leveren
- presteren verbo (presteer, presteert, presteerde, presteerden, gepresteerd)
- een prestatie leveren verbo
to achieve (accomplish; bring about; attain)

– to gain with effort ¹
totstandbrengen
- totstandbrengen verbo (breng totstand, brengt totstand, bracht totstand, brachten totstand, totstandgebracht)

Conjugaciones de achieve:

present

achieve
achieve
achieves
achieve
achieve
achieve

simple past

achieved
achieved
achieved
achieved
achieved
achieved

present perfect

have achieved
have achieved
has achieved
have achieved
have achieved
have achieved

past continuous

was achieving
were achieving
was achieving
were achieving
were achieving
were achieving

future

shall achieve
will achieve
will achieve
shall achieve
will achieve
will achieve

continuous present

am achieving
are achieving
is achieving
are achieving
are achieving
are achieving

subjunctive

be achieved
be achieved
be achieved
be achieved
be achieved
be achieved

diverse

achieve!
let's achieve!
achieved
achieving

1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for achieve:

Verb	Traducciones relacionadas	Other Translations
een prestatie leveren	achieve; achieve something; perform; succeed
presteren	achieve; achieve something; perform; succeed
totstandbrengen	accomplish; achieve; attain; bring about
-	accomplish; attain; reach
Other	Traducciones relacionadas	Other Translations
-	accomplish; attain; perform

Palabras relacionadas con "achieve":

achieving, achievement, achievable, achieved

Sinónimos de "achieve":

accomplish; attain; reach; succeed; win; come through; bring home the bacon; deliver the goods

Definiciones relacionadas de "achieve":

to gain with effort¹
- she achieved her goal despite setbacks¹

Wiktionary: achieve

achieve

verb

to obtain, or gain as the result of exertion
- achieve → verkrijgen; winnen; verwerven; bereiken; realiseren
to carry out successfully; to accomplish
- achieve → bereiken; realiseren

achieve

verb

een bepaald doel verwezenlijken
- bereiken → attain; achieve

Cross Translation:

From	To	Via
• achieve	→ ontvangen	↔ erhalten — (transitiv) etwas bekommen
• achieve	→ bereiken	↔ erreichen — zu einem Ziel gelangen; seine Wünsche durchsetzen
• achieve	→ bereiken; behalen	↔ erzielen — etwas anvisiert (Angestrebtes) erreichen
• achieve	→ resulteren; uitkomen; volgen; voortkomen; voortspruiten; voortvloeien; belenden; grenzen aan; besturen; brengen; leiden; geleiden; voeren; uitgaan; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot; leiden tot; uitdraaien op; uitlopen op	↔ aboutir — toucher par un bout.
• achieve	→ nakomen; naleven; uitvoeren; verrichten; vervullen; voltrekken	↔ accomplir — achever entièrement.
• achieve	→ halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot	↔ atteindre — toucher de loin au moyen d’un projectile.
• achieve	→ klaren; volbrengen; voltooien	↔ confectionner — exécuter jusqu’à complet achèvement.
• achieve	→ halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot	↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
• achieve	→ bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; uitvoeren; nakomen; naleven; verrichten; vervullen; voltrekken; doorvoeren; tot stand brengen; verwezenlijken	↔ réaliser — construire

Eliminar anuncios

Traducir achiever de inglés a neerlandés

Traducciones detalladas de achiever de inglés a neerlandés

achiever:

Translation Matrix for achiever:

Sinónimos de "achiever":

Antónimos de "achiever":

Definiciones relacionadas de "achiever":

Wiktionary: achiever

achiever forma de achieve:

to achieve verbo (achieves, achieved, achieving)

to achieve (achieve something; perform; succeed)

to achieve (accomplish; bring about; attain)

Conjugaciones de achieve:

present

simple past

present perfect

past continuous

future

continuous present

subjunctive

diverse

Translation Matrix for achieve:

Palabras relacionadas con "achieve":

Sinónimos de "achieve":

Definiciones relacionadas de "achieve":

Wiktionary: achieve