Inglés

Traducciones detalladas de lay off de inglés a neerlandés

lay off:

to lay off verbo (lays off, laid off, laying off)

  1. to lay off (dismiss; discharge; fire; )
    – dismiss, usually for economic reasons 1
    ontslaan; wegsturen; ontheffen; verzenden; wegzenden; uitsturen
    • ontslaan verbo (ontsla, ontslaat, ontsloeg, ontsloegen, ontslagen)
    • wegsturen verbo (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)
    • ontheffen verbo (onthef, ontheft, onthief, onthieven, ontheven)
    • verzenden verbo (verzend, verzendt, verzond, verzonden, verzonden)
    • wegzenden verbo (zend weg, zendt weg, zond weg, zonden weg, weggezonden)
    • uitsturen verbo (stuur uit, stuurt uit, stuurde uit, stuurden uit, uitgestuurd)
  2. to lay off (be discharged; discharge; dismiss; )
    afdanken; afvloeien; van zijn positie verdrijven; congé geven; eruit gooien; aan de dijk zetten
    • afdanken verbo (dank af, dankt af, dankte af, dankten af, afgedankt)
    • afvloeien verbo (vloei af, vloeit af, vloeide af, vloeiden af, afgevloeid)
    • van zijn positie verdrijven verbo (verdrijf van zijn positie, verdrijft van zijn positie, verdreef van zijn positie, verdreven van zijn positie, van zijn positie verdreven)
    • congé geven verbo
    • eruit gooien verbo (gooi eruit, gooit eruit, gooide eruit, gooiden eruit, eruit gegooid)
    • aan de dijk zetten verbo (zet aan de dijk, zette aan de dijk, zetten aan de dijk, aan de dijk gezet)
  3. to lay off (fend off; parry; keep off)
    afhouden; terughouden
    • afhouden verbo (houd af, houdt af, hield af, hielden af, afgehouden)
    • terughouden verbo (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
  4. to lay off (turn away; divert; avert; )
    afwenden; afkeren
    • afwenden verbo (wend af, wendt af, wendde af, wendden af, afgewend)
    • afkeren verbo (keer af, keert af, keerde af, keerden af, afgekeerd)

Conjugaciones de lay off:

present
  1. lay off
  2. lay off
  3. lays off
  4. lay off
  5. lay off
  6. lay off
simple past
  1. laid off
  2. laid off
  3. laid off
  4. laid off
  5. laid off
  6. laid off
present perfect
  1. have laid off
  2. have laid off
  3. has laid off
  4. have laid off
  5. have laid off
  6. have laid off
past continuous
  1. was laying off
  2. were laying off
  3. was laying off
  4. were laying off
  5. were laying off
  6. were laying off
future
  1. shall lay off
  2. will lay off
  3. will lay off
  4. shall lay off
  5. will lay off
  6. will lay off
continuous present
  1. am laying off
  2. are laying off
  3. is laying off
  4. are laying off
  5. are laying off
  6. are laying off
subjunctive
  1. be laid off
  2. be laid off
  3. be laid off
  4. be laid off
  5. be laid off
  6. be laid off
diverse
  1. lay off!
  2. let's lay off!
  3. laid off
  4. laying off
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for lay off:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
afdanken discharge; dismissal; firing
afhouden barring; preventing; putting off; stopping
afkeren turning away
afvloeien draining away; flowing away; running away
afwenden averting; turning away
ontslaan discharge; dismissal; firing
verzenden mailing
wegsturen mailing
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aan de dijk zetten be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
afdanken be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out discard
afhouden fend off; keep off; lay off; parry avert; deduct; discourage; dissuade; hold back; keep out; obstruct; prevent; restrain; stop
afkeren avert; divert; fend off; keep off; lay off; parry; turn away
afvloeien be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out drain off; flow away
afwenden avert; divert; fend off; keep off; lay off; parry; turn away avert
congé geven be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
eruit gooien be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
ontheffen discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack relieve someone of an obligation
ontslaan discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack
terughouden fend off; keep off; lay off; parry crush; keep back; keep in control; pulverise; pulverize; put aside; put away; recant; reserve; retract; revoke; rub fine; set aside; subdue; suppress; take back; withhold
uitsturen discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack
van zijn positie verdrijven be discharged; cast out; discharge; dismiss; fire; lay off; sack; throw out
verzenden discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack dispatch; email; send; submit
wegsturen discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack fob off with; not follow up; send
wegzenden discharge; dismiss; drop; fire; lay off; release; sack send
- cease; discontinue; furlough; give up; quit; stop

Sinónimos de "lay off":


Antónimos de "lay off":


Definiciones relacionadas de "lay off":

  1. dismiss, usually for economic reasons1
  2. put an end to a state or an activity1

Wiktionary: lay off

lay off
verb
  1. to dismiss workers from employment
lay off
verb
  1. arbeidsovereenkomst beëindigen

Cross Translation:
FromToVia
lay off ontslaan congédier — Licencier, mettre à la porte.
lay off afdanken; afmonsteren; ontslaan; ontzetten; royeren licenciercongédier un employé.

Traducciones relacionadas de lay off