Español

Traducciones detalladas de aderezar de español a neerlandés

aderezar:

aderezar verbo

  1. aderezar (preparar; prepararse; apercibir; arreglar; aprestar)
    bereiden; klaarmaken; prepareren; brouwen; iets toebereiden
    • bereiden verbo (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)
    • klaarmaken verbo (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • prepareren verbo (prepareer, prepareert, prepareerde, prepareerden, geprepareerd)
    • brouwen verbo (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)
  2. aderezar (preparar)
    bereiden; klaarmaken; gereed maken; toebereiden; brouwen
    • bereiden verbo (bereid, bereidt, bereidde, bereidden, bereid)
    • klaarmaken verbo (maak klaar, maakt klaar, maakte klaar, maakten klaar, klaargemaakt)
    • gereed maken verbo (maak gereed, maakt gereed, maakte gereed, maakten gereed, gereed gemaakt)
    • toebereiden verbo (bereid toe, bereidt toe, bereidde toe, bereidden toe, toebereid)
    • brouwen verbo (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)

Conjugaciones de aderezar:

presente
  1. aderezo
  2. aderezas
  3. adereza
  4. aderezamos
  5. aderezáis
  6. aderezan
imperfecto
  1. aderezaba
  2. aderezabas
  3. aderezaba
  4. aderezábamos
  5. aderezabais
  6. aderezaban
indefinido
  1. aderecé
  2. aderezaste
  3. aderezó
  4. aderezamos
  5. aderezasteis
  6. aderezaron
fut. de ind.
  1. aderezaré
  2. aderezarás
  3. aderezará
  4. aderezaremos
  5. aderezaréis
  6. aderezarán
condic.
  1. aderezaría
  2. aderezarías
  3. aderezaría
  4. aderezaríamos
  5. aderezaríais
  6. aderezarían
pres. de subj.
  1. que aderece
  2. que adereces
  3. que aderece
  4. que aderecemos
  5. que aderecéis
  6. que aderecen
imp. de subj.
  1. que aderezara
  2. que aderezaras
  3. que aderezara
  4. que aderezáramos
  5. que aderezarais
  6. que aderezaran
miscelánea
  1. ¡adereza!
  2. ¡aderezad!
  3. ¡no adereces!
  4. ¡no aderecéis!
  5. aderezado
  6. aderezando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for aderezar:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bereiden condimento; preparar
klaarmaken preparar
toebereiden preparar
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bereiden aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse
brouwen aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse
gereed maken aderezar; preparar
iets toebereiden aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse
klaarmaken aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse acabar; completar; dar fin a; finalizar; preparar; terminar
prepareren aderezar; apercibir; aprestar; arreglar; preparar; prepararse familiarizarse; iniciar; orientar; preparar
toebereiden aderezar; preparar conservar en adobo; marinar

Sinónimos de "aderezar":


Wiktionary: aderezar

aderezar
verb
  1. salade aanmaken
  2. uit ingrediënten klaarmaken

Cross Translation:
FromToVia
aderezar kruiden spice — to add spice or spices to
aderezar aanmaken; bereiden; toebereiden; voorbereiden préparerapprêter, disposer mettre une chose dans l’état convenable à l’usage auquel on la destiner.
aderezar herstellen; maken; repareren; verhelpen; verstellen; restaureren; weer op de troon brengen; overdoen; overmaken refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général)
aderezar herstellen; maken; repareren; verhelpen; verstellen; weer goed maken remédierporter remède, apporter du remède.
aderezar herstellen; maken; repareren; verhelpen; verstellen réparerremettre en état ce qui endommager.
aderezar tanen tanner — Préparer les cuirs pour les rendre imputrescibles