Francés

Traducciones detalladas de distinguer de francés a neerlandés

distinguer:

distinguer verbo (distingue, distingues, distinguons, distinguez, )

  1. distinguer (descerner)
    onderscheiden; onderscheid maken
  2. distinguer (apercevoir; voir; regarder; )
    zien; opmerken; kijken; bekijken; onderscheiden; aanschouwen; ontwaren; turen; staren
    • zien verbo (zie, ziet, zag, zagen, gezien)
    • opmerken verbo (merk op, merkt op, merkte op, merkten op, opgemerkt)
    • kijken verbo (kijk, kijkt, keek, keken, gekeken)
    • bekijken verbo (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • onderscheiden verbo (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • aanschouwen verbo (aanschouw, aanschouwt, aanschouwde, aanschouwden, aanschouwen)
    • ontwaren verbo (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)
    • turen verbo (tuur, tuurt, tuurde, tuurden, getuurd)
    • staren verbo (staar, staart, staarde, staarden, gestaard)
  3. distinguer
    onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden
    • onderscheiden verbo (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)
    • uit elkaar houden verbo (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)
    • uiteenhouden verbo
  4. distinguer (discerner; déterminer)
    onderscheiden; een ereteken geven
  5. distinguer (observer; voir; se rendre compte de; )
    waarnemen; zien; observeren; bekijken; gewaarworden; gadeslaan; merken; horen; signaleren; voelen
    • waarnemen verbo (neem waar, neemt waar, nam waar, namen waar, waargenomen)
    • zien verbo (zie, ziet, zag, zagen, gezien)
    • observeren verbo (observeer, observeert, observeerde, observeerden, geobserveerd)
    • bekijken verbo (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • gewaarworden verbo (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • gadeslaan verbo (sla gade, slaat gade, sloeg gade, sloegen gade, gade geslagen)
    • merken verbo (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
    • horen verbo (hoor, hoort, hoorde, hoorden, gehoord)
    • signaleren verbo (signaleer, signaleert, signaleerde, signaleerden, gesignaleerd)
    • voelen verbo (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
  6. distinguer (décorer; armer chevalier; descerner; )
    decoreren; onderscheiden; ridderen; een onderscheidingsteken geven
  7. distinguer (apercevoir; voir; percevoir; )
    zien; voelen; waarnemen; gewaarworden; bemerken; ontwaren; merken; bespeuren
    • zien verbo (zie, ziet, zag, zagen, gezien)
    • voelen verbo (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • waarnemen verbo (neem waar, neemt waar, nam waar, namen waar, waargenomen)
    • gewaarworden verbo (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
    • bemerken verbo (bemerk, bemerkt, bemerkte, bemerkten, bemerkt)
    • ontwaren verbo (ontwaar, ontwaart, ontwaarde, ontwaarden, ontwaard)
    • merken verbo (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
    • bespeuren verbo (bespeur, bespeurt, bespeurde, bespeurden, bespeurd)

Conjugaciones de distinguer:

Présent
  1. distingue
  2. distingues
  3. distingue
  4. distinguons
  5. distinguez
  6. distinguent
imparfait
  1. distinguais
  2. distinguais
  3. distinguait
  4. distinguions
  5. distinguiez
  6. distinguaient
passé simple
  1. distinguai
  2. distinguas
  3. distingua
  4. distinguâmes
  5. distinguâtes
  6. distinguèrent
futur simple
  1. distinguerai
  2. distingueras
  3. distinguera
  4. distinguerons
  5. distinguerez
  6. distingueront
subjonctif présent
  1. que je distingue
  2. que tu distingues
  3. qu'il distingue
  4. que nous distinguions
  5. que vous distinguiez
  6. qu'ils distinguent
conditionnel présent
  1. distinguerais
  2. distinguerais
  3. distinguerait
  4. distinguerions
  5. distingueriez
  6. distingueraient
passé composé
  1. ai distingué
  2. as distingué
  3. a distingué
  4. avons distingué
  5. avez distingué
  6. ont distingué
divers
  1. distingue!
  2. distinguez!
  3. distinguons!
  4. distingué
  5. distinguant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for distinguer:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanschouwen attention; contemplation; observation; perception; regard
decoreren décoration; embellissement; ornementation
horen écoute
kijken regard
observeren attention; contemplation; observation; perception
voelen fouiller; tâter; tâtonner
waarnemen fait de reconnaître; identification
zien attention; contemplation; observation; perception
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanschouwen apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; voir contempler; dévisager; examiner; faire une inspection de; inspecter; regarder; regarder faire; visiter
bekijken apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; se rendre compte de; voir aller se faire foutre; aller se faire voir; considérer; contempler; contrôler; dévisager; examiner; faire une inspection de; fixer; inspecter; observer; passer en revue; regarder; regarder faire; se foutre la paix; soumettre à une inspection; surveiller; visiter; voir
bemerken apercevoir; constater; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir apercevoir; constater; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; signaler
bespeuren apercevoir; constater; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir
decoreren adouber; armer chevalier; descerner; distinguer; décorer; honorer de; recevoir chevalier agrémenter; décorer; embellir; enjoliver; orner
een ereteken geven discerner; distinguer; déterminer
een onderscheidingsteken geven adouber; armer chevalier; descerner; distinguer; décorer; honorer de; recevoir chevalier
gadeslaan apercevoir; distinguer; observer; percevoir; remarquer; se rendre compte de; voir considérer; examiner; fixer; observer; regarder; surveiller; voir
gewaarworden apercevoir; constater; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir apercevoir; constater; discerner; observer; percevoir; remarquer; ressentir; s'apercevoir de; se rendre compte de; sentir; signaler; subir; vivre; voir; éprouver
horen apercevoir; distinguer; observer; percevoir; remarquer; se rendre compte de; voir apercevoir; apprendre; convenir; entendre; octroyer; permettre; prêter l'oreille; satisfaire à; tolérer; écouter; éprouver; être convenable; être informé de; être à l'écoute
kijken apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; voir contempler; fixer; observer; regarder
merken apercevoir; constater; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir apercevoir; authentifier; authentiquer; cocher; confirmer; constater; entériner; marquer; marquer d'une croix; pointer; ratifier; remarquer; se rendre compte de; signaler; valider
observeren apercevoir; distinguer; observer; percevoir; remarquer; se rendre compte de; voir observer
onderscheid maken descerner; distinguer
onderscheiden adouber; apercevoir; armer chevalier; constater; descerner; discerner; distinguer; décorer; déterminer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; honorer de; observer; percevoir; recevoir chevalier; regarder; remarquer; voir apercevoir; briller; discerner; exceller; observer; percevoir; remarquer; se distinguer; voir
ontwaren apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir apercevoir; discerner; découvrir; observer; percevoir; remarquer; voir
opmerken apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; voir aborder; apercevoir; constater; mettre quelque chose sur le tapis; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; signaler; évoquer
ridderen adouber; armer chevalier; descerner; distinguer; décorer; honorer de; recevoir chevalier
signaleren apercevoir; distinguer; observer; percevoir; remarquer; se rendre compte de; voir apercevoir; constater; remarquer; se rendre compte de; signaler
staren apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; voir regarder fixement
turen apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; voir avoir le regard fixé; fixer les yeux; fixer son regard; regarder fixement
uit elkaar houden distinguer
uiteenhouden distinguer
voelen apercevoir; constater; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir compatir; comprendre; considérer; envisager; figurer; palper; parler sérieusement; percevoir; présenter; remarquer; représenter; ressentir; s'apercevoir de; s'identifier à; s'imaginer; saisir par la perception; se figurer; se mettre dans la peau de; sentir; subir; toucher; tâter; tâtonner; vivre; éprouver
waarnemen apercevoir; constater; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir apercevoir; constater; observer; remarquer; se rendre compte de; signaler
zien apercevoir; constater; discerner; distinguer; embrasser du regard; enregistrer; faire observer; faire remarquer; observer; percevoir; regarder; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; voir observer
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
onderscheiden composite; disparate; divers; hétérogène; varié

Sinónimos de "distinguer":


Wiktionary: distinguer

distinguer
verb
  1. onderscheiden, een verschil maken, een onderscheid maken
  2. een verschil in aanmerking nemen

Cross Translation:
FromToVia
distinguer onderscheiden distinguish — to see someone or something as different from others
distinguer onderscheiden; onderkennen unterscheiden(transitiv) oder mit zwischen: trennen, differenzieren, auseinanderhalten, einen Unterschied machen
distinguer onderscheiden; schillen; verschillen unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand)

Traducciones relacionadas de distinguer