Francés

Traducciones detalladas de balayer de francés a neerlandés

balayer:

balayer verbo (balaye, balayes, balayons, balayez, )

  1. balayer
    vegen
    • vegen verbo (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
  2. balayer
    bezemen
    • bezemen verbo (bezem, bezemt, bezemde, bezemden, gebezemd)
  3. balayer
    opvegen
    • opvegen verbo (veeg op, veegt op, veegde op, veegden op, opgeveegd)
  4. balayer (mener; conduire; guider; diriger; entraîner)
    leiden; begeleiden; voeren; meevoeren
    • leiden verbo (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
    • begeleiden verbo (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)
    • voeren verbo (voer, voert, voerde, voerden, gevoerd)
    • meevoeren verbo (voer mee, voert mee, voerde mee, voerden mee, meegevoerd)
  5. balayer (effacer)
    vegen; wegvegen; afvegen
    • vegen verbo (veeg, veegt, veegde, veegden, geveegd)
    • wegvegen verbo (veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
    • afvegen verbo (veeg af, veegt af, veegde af, veegden af, afgeveegd)
  6. balayer (effacer)
    vagen
  7. balayer (effacer; enlever; essuyer; )
    wissen; uitwissen; wegvegen; uitvegen; vlakken; uitgommen; uitvlakken
    • wissen verbo (wis, wist, wiste, wisten, gewist)
    • uitwissen verbo (wis uit, wist uit, wiste uit, wisten uit, uitgewist)
    • wegvegen verbo (veeg weg, veegt weg, veegde weg, veegden weg, weggeveegd)
    • uitvegen verbo (veeg uit, veegt uit, veegde uit, veegden uit, uitgeveegd)
    • vlakken verbo (vlak, vlakt, vlakte, vlakten, gevlakt)
    • uitgommen verbo (gom, gomt, gomde, gomden, uitgegomd)
    • uitvlakken verbo (vlak uit, vlakt uit, vlakte uit, vlakten uit, uitgevlakt)
  8. balayer (débarrasser; enlever)
    ruimen
    • ruimen verbo (ruim, ruimt, ruimde, ruimden, geruimd)
  9. balayer (effacer; faire disparaître)
    uitroeien; wegvagen
    • uitroeien verbo (roei uit, roeit uit, roeide uit, roeiden uit, uitgeroeid)
    • wegvagen verbo (vaag weg, vaagt weg, vaagde weg, vaagden weg, weggevaagd)

Conjugaciones de balayer:

Présent
  1. balaye
  2. balayes
  3. balaye
  4. balayons
  5. balayez
  6. balayent
imparfait
  1. balayais
  2. balayais
  3. balayait
  4. balayions
  5. balayiez
  6. balayaient
passé simple
  1. balayai
  2. balayas
  3. balaya
  4. balayâmes
  5. balayâtes
  6. balayèrent
futur simple
  1. balayerai
  2. balayeras
  3. balayera
  4. balayerons
  5. balayerez
  6. balayeront
subjonctif présent
  1. que je balaye
  2. que tu balayes
  3. qu'il balaye
  4. que nous balayions
  5. que vous balayiez
  6. qu'ils balayent
conditionnel présent
  1. balayerais
  2. balayerais
  3. balayerait
  4. balayerions
  5. balayeriez
  6. balayeraient
passé composé
  1. ai balayé
  2. as balayé
  3. a balayé
  4. avons balayé
  5. avez balayé
  6. ont balayé
divers
  1. balaye!
  2. balayez!
  3. balayons!
  4. balayé
  5. balayant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for balayer:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
voeren affouragement; alimentation; nourrissage; nutrition; valeur nutrionnelle
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
afvegen balayer; effacer essuyer; éponger
begeleiden balayer; conduire; diriger; entraîner; guider; mener accompagner; chaperonner; conduire; emmener; escorter; mener; reconduire
bezemen balayer
leiden balayer; conduire; diriger; entraîner; guider; mener administrer; avoir le commandement; commander; conduire; diriger; gouverner; gérer; manier; mener; ordonner; piloter; présider
meevoeren balayer; conduire; diriger; entraîner; guider; mener
opvegen balayer
ruimen balayer; débarrasser; enlever
uitgommen aplanir; aplatir; balayer; effacer; enlever; entraîner; essuyer; faire disparaître; gommer; torcher
uitroeien balayer; effacer; faire disparaître anéantir; détruire; exterminer; liquider; supprimer
uitvegen aplanir; aplatir; balayer; effacer; enlever; entraîner; essuyer; faire disparaître; gommer; torcher
uitvlakken aplanir; aplatir; balayer; effacer; enlever; entraîner; essuyer; faire disparaître; gommer; torcher
uitwissen aplanir; aplatir; balayer; effacer; enlever; entraîner; essuyer; faire disparaître; gommer; torcher
vagen balayer; effacer
vegen balayer; effacer
vlakken aplanir; aplatir; balayer; effacer; enlever; entraîner; essuyer; faire disparaître; gommer; torcher
voeren balayer; conduire; diriger; entraîner; guider; mener alimenter; donner à manger; nourrir
wegvagen balayer; effacer; faire disparaître
wegvegen aplanir; aplatir; balayer; effacer; enlever; entraîner; essuyer; faire disparaître; gommer; torcher
wissen aplanir; aplatir; balayer; effacer; enlever; entraîner; essuyer; faire disparaître; gommer; torcher effacer

Sinónimos de "balayer":


Wiktionary: balayer

balayer
verb
  1. nettoyer un lieu avec le balai.
balayer
verb
  1. verwijderen uit de bevolking, doden
  2. zonder water schoonmaken met een borstel

Cross Translation:
FromToVia
balayer vegen sweep — to clean using a broom or brush
balayer doorzoeken sweep — to search methodically