Neerlandés

Traducciones detalladas de kletsen de neerlandés a alemán

kletsen:

kletsen verbo (klets, kletst, kletste, kletsten, gekletst)

  1. kletsen (bomen)
    plaudern; staken
    • plaudern verbo (plaudere, plauderst, plaudert, plauderte, plaudertet, geplaudert)
    • staken verbo (stake, stakst, stakt, stakte, staktet, gestakt)
  2. kletsen (praten; spreken; wauwelen; )
    sprechen; klatschen; babbeln; erzählen; sagen; plaudern; reden; quatschen; schwatzen; eine Aussage machen; schwätzen; kommunizieren; äußern; ausdrücken; tratschen; herumerzählen; bemerken; plappern; weitererzählen; berichten; petzen; quasseln; faseln; deklamieren; konversieren
    • sprechen verbo (spreche, sprichst, spricht, sprach, spracht, gesprochen)
    • klatschen verbo (klatsche, klatschst, klatscht, klatschte, klatschtet, geklatscht)
    • babbeln verbo (babbele, babbelst, babbelt, babbelte, babbeltet, gebabbelt)
    • erzählen verbo (erzähle, erzählst, erzählt, erzählte, erzähltet, erzählt)
    • sagen verbo (sage, sagst, sagt, sagte, sagtet, gesagt)
    • plaudern verbo (plaudere, plauderst, plaudert, plauderte, plaudertet, geplaudert)
    • reden verbo (rede, redst, redt, redte, redtet, geredet)
    • quatschen verbo (quatsche, quatschst, quatscht, quatschte, quatschtet, gequatscht)
    • schwatzen verbo (schwatze, schwatzt, schwatzte, schwatztet, geschwatzt)
    • schwätzen verbo (schwätze, schwätzt, schwätzte, schwätztet, geschwätzt)
    • kommunizieren verbo (kommuniziere, kommunizierst, kommuniziert, kommunizierte, kommuniziertet, kommuniziert)
    • äußern verbo (äußere, äußerst, äußert, äußerte, äußertet, geäußert)
    • ausdrücken verbo (drücke aus, drückst aus, drückt aus, drückte aus, drücktet aus, ausgedrückt)
    • tratschen verbo (tratsche, tratscht, tratschte, tratschtet, getratscht)
    • herumerzählen verbo (erzähle herum, erzählst herum, erzählt herum, zählte herum, herumerzählt)
    • bemerken verbo (bemerke, bemerkst, bemerkt, bemerkte, bemerktet, bemerkt)
    • plappern verbo (plappere, plapperst, plappert, plapperte, plappertet, geplappert)
    • weitererzählen verbo (erzähle weiter, erzählst weiter, erzählt weiter, erzählte weiter, erzähltet weiter, weitererzählt)
    • berichten verbo (berichte, berichtest, berichtet, berichtete, berichtetet, berichtet)
    • petzen verbo (petze, petzst, petzt, petzte, petztet, gepetzt)
    • quasseln verbo (quassele, quasselst, quasselt, quasselte, quasseltet, gequasselt)
    • faseln verbo (fasle, faselst, faselt, faselte, faseltet, gefaselt)
    • deklamieren verbo (deklamiere, deklamierst, deklamiert, deklamierte, deklamiertet, deklamiert)
    • konversieren verbo (konversiere, konversierst, konversiert, konversierte, konversiertet, konversiert)
  3. kletsen (onzin uitkramen; raaskallen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken)
    quatschen; schwätzen; phantasieren; faseln; irre reden; Unsinn reden
    • quatschen verbo (quatsche, quatschst, quatscht, quatschte, quatschtet, gequatscht)
    • schwätzen verbo (schwätze, schwätzt, schwätzte, schwätztet, geschwätzt)
    • phantasieren verbo (phantasiere, phantasierst, phantasiert, phantasierte, phantasiertet, phantasiert)
    • faseln verbo (fasle, faselst, faselt, faselte, faseltet, gefaselt)
    • irre reden verbo
    • Unsinn reden verbo (rede Unsinn, redest Unsinn, redet Unsinn, redete Unsinn, redetet Unsinn, Unsinn geredet)
  4. kletsen (kwebbelen; babbelen; ratelen)
    schwatzen; schnattern
    • schwatzen verbo (schwatze, schwatzt, schwatzte, schwatztet, geschwatzt)
    • schnattern verbo (schnattere, schnatterst, schnattert, schnatterte, schnattertet, geschnattert)

Conjugaciones de kletsen:

o.t.t.
  1. klets
  2. kletst
  3. kletst
  4. kletsen
  5. kletsen
  6. kletsen
o.v.t.
  1. kletste
  2. kletste
  3. kletste
  4. kletsten
  5. kletsten
  6. kletsten
v.t.t.
  1. heb gekletst
  2. hebt gekletst
  3. heeft gekletst
  4. hebben gekletst
  5. hebben gekletst
  6. hebben gekletst
v.v.t.
  1. had gekletst
  2. had gekletst
  3. had gekletst
  4. hadden gekletst
  5. hadden gekletst
  6. hadden gekletst
o.t.t.t.
  1. zal kletsen
  2. zult kletsen
  3. zal kletsen
  4. zullen kletsen
  5. zullen kletsen
  6. zullen kletsen
o.v.t.t.
  1. zou kletsen
  2. zou kletsen
  3. zou kletsen
  4. zouden kletsen
  5. zouden kletsen
  6. zouden kletsen
diversen
  1. klets!
  2. kletst!
  3. gekletst
  4. kletsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kletsen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Unsinn reden ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken
ausdrücken babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen formuleren; fraseren; in een formule brengen; leegknijpen; persen; tot uitdrukking brengen; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; uitknijpen; uitpersen; verbaliseren; verbeelden; verpersonificeren; vertolken; verwoorden
babbeln babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen brabbelen; kletspraat verkopen; krompraten; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
bemerken babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen aanmerken; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; notitie nemen van; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; te zien krijgen; voelen; waarnemen; zien
berichten babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen berichten; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verhaal vertellen; verhalen; verslag uitbrengen; vertellen
deklamieren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bewust maken; declameren; hoogdravend praten; informeren; kennisgeven van; oreren; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; zeggen
eine Aussage machen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; praten; spreken
erzählen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen beschrijven; mededelen; meeconverseren; meepraten; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; wijsmaken; zeggen
faseln babbelen; ijlen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; snateren; spreken; wartaal spreken; wauwelen; zwammen bazelen; communiceren; een conversatie hebben; etteren; griepen; in contact staan; klieren; lallen; leuteren; morren; murmeren; ontevreden mompelen; praten; spreken; wauwelen; zeiken
herumerzählen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen doorgeven; doorspelen; doorvertellen; klikken; rondbrieven; rondvertellen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
irre reden ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken
klatschen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen applaudisseren; belasteren; klappen; kletspraat verkopen; kwaadspreken; lasteren; lullen; roddelen; zeveren; zwammen; zwetsen
kommunizieren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bezet zijn; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; in gesprek zijn; overbrengen; praten; spreken
konversieren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; praten; spreken
petzen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen aanbrengen; aangeven; klikken; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
phantasieren ijlen; kletsen; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; wartaal spreken bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
plappern babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen brabbelen; flappen; kakelen; kletspraat verkopen; krompraten; kwaken; kwetteren; lullen; snateren; zeveren; zwammen; zwetsen
plaudern babbelen; bomen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bezet zijn; bomen; communiceren; converseren; een boom opzetten; een conversatie hebben; in contact staan; in gesprek zijn; keuvelen; kletspraat verkopen; kouten; kwekken; lullen; praten; spreken; verbabbelen; verpraten; zeveren; zwammen; zwetsen
quasseln babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen kakelen; kletspraat verkopen; kwaken; kwetteren; lullen; snateren; zeveren; zwammen; zwetsen
quatschen babbelen; ijlen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; snateren; spreken; wartaal spreken; wauwelen; zwammen communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; kletspraat verkopen; leuteren; lullen; praten; spreken; zeveren; zwammen; zwetsen
reden babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bezet zijn; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; in gesprek zijn; kouten; kwekken; praten; spreken; verhaal vertellen; verhalen; vertellen
sagen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen berichten; communiceren; converseren; een conversatie hebben; in contact staan; informeren; meedelen; melden; naar voren brengen; opmerken; praten; rapporteren; spreken; ter sprake brengen; verhaal vertellen; verhalen; verslag uitbrengen; vertellen; verwoorden; zeggen
schnattern babbelen; kletsen; kwebbelen; ratelen bibberen; kakelen; klappertanden; kletspraat verkopen; kleumen; koulijden; kwaken; kwetteren; lullen; snateren; zeveren; zwammen; zwetsen
schwatzen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; ratelen; snateren; spreken; wauwelen; zwammen bomen; een boom opzetten; kakelen; kletspraat verkopen; kwaken; kwetteren; lullen; snateren; zeveren; zwammen; zwetsen
schwätzen babbelen; ijlen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; snateren; spreken; wartaal spreken; wauwelen; zwammen kakelen; kletspraat verkopen; kwaken; kwetteren; lullen; protesteren; snateren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; zeveren; zwammen; zwetsen
sprechen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen communiceren; een conversatie hebben; in contact staan; praten; spreken; verhaal vertellen; verhalen; vertellen
staken bomen; kletsen houterig lopen; stijf lopen; verhelpen
tratschen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen belasteren; kletspraat verkopen; kwaadspreken; lasteren; lullen; roddelen; zeveren; zwammen; zwetsen
weitererzählen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen doorgeven; doorspelen; doorvertellen; klikken; rondbrieven; rondvertellen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
äußern babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen interpreteren; spuien; uiten; vertalen; vertolken

Palabras relacionadas con "kletsen":


Sinónimos de "kletsen":


Definiciones relacionadas de "kletsen":

  1. een geheim doorvertellen1
    • welke ambtenaar heeft gekletst?1
  2. praten1
    • we zaten gezellig te kletsen1
  3. onzin praten1
    • je zit te kletsen!1

Wiktionary: kletsen

kletsen
verb
  1. praten, babbelen
kletsen
verb
  1. (umgangssprachlich), salopp: viel und gern – vor allem über Unwichtiges oder Dummes – reden
  2. umgangssprachlich: über Abwesende schlecht reden
  3. umgangssprachlich, landschaftlich (alemannisch): sich lebhaft (über eher unwichtige Thema) unterhalten
  4. abwertend: über andere abfällig reden

Cross Translation:
FromToVia
kletsen schwätzen; babbeln; plappern babble — to talk much
kletsen schwatzen; unterhalten; plaudern; klönen chat — be engaged in informal conversation
kletsen klönen; schwatzen; plaudern; unterhalten chat — talk more than a few words
kletsen schwatzen; plaudern chatter — talk idly
kletsen schwatzen; klatschen gossip — to talk idly
kletsen klatschen; schlagen; patschen; ohrfeigen slap — to give a slap
kletsen klatschen; tratschen tattle — to chatter
kletsen quatschen; quasseln yak — talk informally, persistently

kletsen forma de klets:

klets [de ~] sustantivo

  1. de klets (kletskoek; humbug; flauwekul; )
    der Quatsch; der Käse; der Blödsinn; der Klatsch; Larifari; Kauderwelsch; Geschwafel; dummes Zeug; der Unsinn; Gerede; der Firlefanz; Geplapper; Blech; Geschwätz; Gefasel
  2. de klets (kletspraat; quatsch)
    Geschwätz; Gequatsch; Geklatsch
  3. de klets (geroddel; klap; roddels; )
    die Anschwärzung; die Klatscherei; die Plauderei; die Wäscherei; die Lästerung; die Einkalkulierung; die Verleumdung; die Lästerrede

Translation Matrix for klets:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anschwärzung achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; belasteren; geroddel; kwaadspreken; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
Blech apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin blik; dun metaal; kopergeld; koperstuk; metaal; plaatijzer; tin
Blödsinn apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin humbug; kul; larie; nonsens; onzin; zotteklap
Einkalkulierung achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels incalculatie
Firlefanz apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; gekkenpraat; humbug; kleinigheid; kul; larie; mallepraat; nonsens; onzin; snuisterij; tierelantijntje; wartaal; zotteklap
Gefasel apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebabbel; gebazel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; gemekker; gewauwel; gezeur; gezever; gezwam; gezwets; leuterpraat
Geklatsch klets; kletspraat; quatsch achterklap; babbeltje; causerie; gebabbel; gebazel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; gepraat; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; praat; praatje; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
Geplapper apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin achterklap; babbeltje; brabbeltaal; eendegesnater; gebabbel; gebazel; gebrabbel; gekeuvel; geklets; gekwaak; gekwebbel; geleuter; gelul; gesnater; gewauwel; gezwam; gezwets; kout; laster; leuterpraat; praatje; prietpraat; smaad
Gequatsch klets; kletspraat; quatsch gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
Gerede apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin achterklap; babbeltje; gebabbel; gebazel; gekeuvel; geklets; gekout; gekwebbel; geleuter; gelul; gepraat; geroddel; gewauwel; gezwam; gezwets; klap; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; praat; praatje; prietpraat; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
Geschwafel apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebabbel; gebazel; gekeuvel; gekkenpraat; geklets; gekwebbel; gesol; humbug; kul; larie; mallepraat; nonsens; onzin; prietpraat; wartaal; zotteklap
Geschwätz apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; quatsch; rimram; waanzin achterklap; babbeltje; brabbeltaal; eendegesnater; gebabbel; gebazel; gebrabbel; gedonderjaag; gekeuvel; gekkenpraat; geklets; gekwaak; gekwebbel; geleuter; gelul; gepraat; geravot; geroddel; gesnater; gesol; gestoei; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; klap; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; leuterpraat; mallepraat; nonsens; onzin; praat; praatje; prietpraat; roddel; roddelpraat; smaad; stoeierij; stoeipartij; stof tot gepraat; wartaal; zotteklap; zwartmaken
Kauderwelsch apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin brabbeltaal; gebrabbel; koeterwaals
Klatsch apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin achterklap; gepraat; geroddel; klap; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatje; roddel; roddelpraat; smaad; stof tot gepraat; zwartmaken
Klatscherei achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatjes; praatjes hebben; roddel; roddelpraat; zwartmaken
Käse apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin kaas; kaassoort
Larifari apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; gekkenpraat; humbug; kul; larie; mallepraat; nonsens; onzin; wartaal; zotteklap
Lästerrede achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; lastertaal; roddel; roddelpraat; zwartmaken
Lästerung achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; geroddel; hoon; hoongelach; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; lastertaal; oneer; roddel; roddelpraat; schande; smaad; zwartmaken
Plauderei achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; gepraat; klap; kout; praat; praatje; stof tot gepraat
Quatsch apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; gekkenpraat; humbug; kul; larie; mallepraat; nonsens; onzin; wartaal; zotteklap
Unsinn apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebabbel; gebazel; gein; gekeuvel; gekkenpraat; gekkenwerk; geklets; gekwebbel; humbug; jolijt; keet; kul; larie; leut; lol; malheid; mallepraat; nonsens; onzin; plezier; pret; wartaal; zotteklap
Verleumdung achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels achterklap; eerroof; hoon; hoongelach; laster; lastertaal; oneer; schande; smaad
Wäscherei achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; wasserette; wasserij
dummes Zeug apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; gekkenpraat; humbug; kul; larie; mallepraat; nonsens; onzin; wartaal; zotteklap

Palabras relacionadas con "klets":


Wiktionary: klets


Cross Translation:
FromToVia
klets Klaps; Schlag slap — A blow.
klets Treffen; Anschlag; Hieb; Schlag; Streich coupimpression que fait un corps sur un autre en le frappant.