Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. takelen:
  2. takel:
  3. Wiktionary:
Alemán a neerlandés:   más información...
  1. takeln:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de takelen de neerlandés a alemán

takelen:

takelen verbo (takel, takelt, takelde, takelden, getakeld)

  1. takelen (met een takel ophijsen)
    hochziehen; takeln
    • hochziehen verbo (ziehe hoch, ziehst hoch, zieht hoch, zog hoch, zogt hoch, hochgezogen)
    • takeln verbo (takele, takelst, takelt, takelte, takeltet, getakelt)

Conjugaciones de takelen:

o.t.t.
  1. takel
  2. takelt
  3. takelt
  4. takelen
  5. takelen
  6. takelen
o.v.t.
  1. takelde
  2. takelde
  3. takelde
  4. takelden
  5. takelden
  6. takelden
v.t.t.
  1. heb getakeld
  2. hebt getakeld
  3. heeft getakeld
  4. hebben getakeld
  5. hebben getakeld
  6. hebben getakeld
v.v.t.
  1. had getakeld
  2. had getakeld
  3. had getakeld
  4. hadden getakeld
  5. hadden getakeld
  6. hadden getakeld
o.t.t.t.
  1. zal takelen
  2. zult takelen
  3. zal takelen
  4. zullen takelen
  5. zullen takelen
  6. zullen takelen
o.v.t.t.
  1. zou takelen
  2. zou takelen
  3. zou takelen
  4. zouden takelen
  5. zouden takelen
  6. zouden takelen
en verder
  1. ben getakeld
  2. bent getakeld
  3. is getakeld
  4. zijn getakeld
  5. zijn getakeld
  6. zijn getakeld
diversen
  1. takel!
  2. takelt!
  3. getakeld
  4. takelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for takelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hochziehen met een takel ophijsen; takelen een snuif nemen; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; iets ophalen; insnuiven; lichten; met een spil omhoogwerken; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog heffen; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogtrekken; opheffen; ophijsen; opsnuiven; opstijgen; optillen; opvliegen; snuiven; tillen
takeln met een takel ophijsen; takelen hijsen; ophijsen

Palabras relacionadas con "takelen":


Wiktionary: takelen

takelen
verb
  1. Seemannssprache: (ein Schiff) mit Takelage ausstatten

takelen forma de takel:

takel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de takel (hijsblok; katrol; takelblok; hijstoestel)
    Takel; die Hebevorrichtung; der Hebeblock; die Seilwinde; die Hebebühne; Hebezeug; der Hebekran; der Hebebaum; die Hebekräne; die Hebebäume

Translation Matrix for takel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Hebebaum hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok dommekracht; hefbok; hefboom; hefinstallatie; hijsarm; krik; lichter
Hebeblock hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok takel voor lichte lasten; talie
Hebebäume hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok
Hebebühne hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok automatische lift; hefbrug; hefplatform
Hebekran hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok grijperkraan; grijpkraan
Hebekräne hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok
Hebevorrichtung hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok automatische lift; hefbrug; hefinstallatie; hijsarm; lichter
Hebezeug hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok hef- en hijswerktuigen; hijsinstallatie; hijskraan; hijstoestel; kraan
Seilwinde hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok takel voor lichte lasten; talie
Takel hijsblok; hijstoestel; katrol; takel; takelblok

Palabras relacionadas con "takel":

  • takelen, takels, takeltje, takeltjes



Alemán

Traducciones detalladas de takelen de alemán a neerlandés

takeln:

takeln verbo (takele, takelst, takelt, takelte, takeltet, getakelt)

  1. takeln (hochziehen; winden; aufwinden; aufholen)
    hijsen; ophijsen
    • hijsen verbo (hijs, hijst, hees, hesen, gehesen)
    • ophijsen verbo (hijs op, hijst op, hees op, hesen op, opgehesen)
  2. takeln (hochziehen)
    met een takel ophijsen; takelen

Conjugaciones de takeln:

Präsens
  1. takele
  2. takelst
  3. takelt
  4. takelen
  5. takelt
  6. takelen
Imperfekt
  1. takelte
  2. takeltest
  3. takelte
  4. takelten
  5. takeltet
  6. takelten
Perfekt
  1. habe getakelt
  2. hast getakelt
  3. hat getakelt
  4. haben getakelt
  5. habt getakelt
  6. haben getakelt
1. Konjunktiv [1]
  1. takele
  2. takelest
  3. takele
  4. takelen
  5. takelet
  6. takelen
2. Konjunktiv
  1. takelte
  2. takeltest
  3. takelte
  4. takelten
  5. takeltet
  6. takelten
Futur 1
  1. werde takeln
  2. wirst takeln
  3. wird takeln
  4. werden takeln
  5. werdet takeln
  6. werden takeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde takeln
  2. würdest takeln
  3. würde takeln
  4. würden takeln
  5. würdet takeln
  6. würden takeln
Diverses
  1. takel!
  2. takelt!
  3. takelen Sie!
  4. getakelt
  5. takelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for takeln:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hijsen aufholen; aufwinden; hochziehen; takeln; winden aufbringen; aufholen; aufziehen; emporheben; hochheben; hochziehen
met een takel ophijsen hochziehen; takeln
ophijsen aufholen; aufwinden; hochziehen; takeln; winden
takelen hochziehen; takeln

Sinónimos de "takeln":

  • frickeln; zurechtbasteln

Wiktionary: takeln

takeln
verb
  1. Seemannssprache: (ein Schiff) mit Takelage ausstatten