Neerlandés

Traducciones detalladas de hechten aan de neerlandés a alemán

hechten aan:

hechten aan verbo

  1. hechten aan (blijven bij)
    anhängen; bei jemandem bleiben

Translation Matrix for hechten aan:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
anhängen aanhaken; haken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anhängen blijven bij; hechten aan aanhaken; aanhangen; aankoppelen; vasthaken; vastkoppelen
bei jemandem bleiben blijven bij; hechten aan

Wiktionary: hechten aan


Cross Translation:
FromToVia
hechten aan mögen; achten; schätzen; wertschätzen; würdigen; gern haben; Zuneigung empfinden für aimerressentir un fort sentiment d’attirance pour quelqu’un ou quelque chose.
hechten aan schätzen; abschätzen; achten; mögen; wertschätzen; würdigen; einschätzen; hochschätzen; hochachten; ehren apprécier — Estimer, évaluer (quelque chose), en fixer la valeur, le prix. (Sens général).

hechten aan forma de aanhechten:

aanhechten verbo (hecht aan, hechtte aan, hechtten aan, aangehecht)

  1. aanhechten (bevestigen; hechten)
    klammern; heften; anheften; festheften
    • klammern verbo (klammere, klammerst, klammert, klammerte, klammertet, geklammert)
    • heften verbo (hefte, heftest, heftet, heftete, heftetet, geheftet)
    • anheften verbo (hefte an, heftest an, heftet an, heftete an, heftetet an, angeheftet)
    • festheften verbo (hefte fest, heftest fest, heftet fest, heftete fest, heftetet fest, festgeheftet)
  2. aanhechten (vastnieten; nieten)
    festheften; heften
    • festheften verbo (hefte fest, heftest fest, heftet fest, heftete fest, heftetet fest, festgeheftet)
    • heften verbo (hefte, heftest, heftet, heftete, heftetet, geheftet)

Conjugaciones de aanhechten:

o.t.t.
  1. hecht aan
  2. hecht aan
  3. hecht aan
  4. hechten aan
  5. hechten aan
  6. hechten aan
o.v.t.
  1. hechtte aan
  2. hechtte aan
  3. hechtte aan
  4. hechtten aan
  5. hechtten aan
  6. hechtten aan
v.t.t.
  1. heb aangehecht
  2. hebt aangehecht
  3. heeft aangehecht
  4. hebben aangehecht
  5. hebben aangehecht
  6. hebben aangehecht
v.v.t.
  1. had aangehecht
  2. had aangehecht
  3. had aangehecht
  4. hadden aangehecht
  5. hadden aangehecht
  6. hadden aangehecht
o.t.t.t.
  1. zal aanhechten
  2. zult aanhechten
  3. zal aanhechten
  4. zullen aanhechten
  5. zullen aanhechten
  6. zullen aanhechten
o.v.t.t.
  1. zou aanhechten
  2. zou aanhechten
  3. zou aanhechten
  4. zouden aanhechten
  5. zouden aanhechten
  6. zouden aanhechten
diversen
  1. hecht aan!
  2. hecht aan!
  3. aangehecht
  4. aanhechtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanhechten [znw.] sustantivo

  1. aanhechten (voorplakken; voorzetten; voorvoegen)
    Anheften; Ankleben
  2. aanhechten (vasthechten)
    Anfügen; Anheften

Translation Matrix for aanhechten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anfügen aanhechten; vasthechten bijvoegen; toevoegen
Anheften aanhechten; vasthechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten aanhechting; aanplakken; vastplakken
Ankleben aanhechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten aanlijmen; aanplakken; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
klammern hechting; vasthechting
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anheften aanhechten; bevestigen; hechten aanspelden; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten
festheften aanhechten; bevestigen; hechten; nieten; vastnieten bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; lijmen; opplakken; pinnen; spelden; vasthechten; vastlijmen; vastmaken; vastpinnen; vastplakken; vastprikken; vastspelden; vastzetten
heften aanhechten; bevestigen; hechten; nieten; vastnieten aan elkaar kleven; aaneenplakken; aanleggen; aanmeren; afmeren; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; klitten; lijmen; meren; opplakken; opprikken; plakken; vastbinden; vasthechten; vastleggen; vastlijmen; vastmaken; vastmeren; vastnaaien; vastplakken; vastzetten; verbinden; verzekeren
klammern aanhechten; bevestigen; hechten hechten; klampen; klemmen; klinken; knellen; omklemmen; vastklinken; vastnaaien

Wiktionary: aanhechten


Cross Translation:
FromToVia
aanhechten heften; anheften append — To hang or attach to, as by a string

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de hechten aan