Neerlandés

Traducciones detalladas de beschermen de neerlandés a alemán

beschermen:

beschermen verbo (bescherm, beschermt, beschermde, beschermden, beschermd)

  1. beschermen (beschutten; in bescherming nemen; verdedigen)
    schutzen; behüten
    • schutzen verbo
    • behüten verbo (behüte, behütest, behütet, behütete, behütetet, behütet)
  2. beschermen (behouden; in bescherming nemen; behoeden)
    beschützen; behüten; bewahren; beaufsichtigen; hüten; aufpassen; achtgeben; abschirmen
    • beschützen verbo
    • behüten verbo (behüte, behütest, behütet, behütete, behütetet, behütet)
    • bewahren verbo (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • beaufsichtigen verbo (beaufsichtige, beaufsichtigst, beaufsichtigt, beaufsichtigte, beaufsichtigtet, beaufsichtigt)
    • hüten verbo (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
    • aufpassen verbo (passe auf, passt auf, passte auf, passtet auf, aufgepast)
    • achtgeben verbo
    • abschirmen verbo (schirme ab, schirmst ab, schirmt ab, schirmte ab, schirmtet ab, abgeschirmt)
  3. beschermen (bescherming bieden; beschutten)
    schützen; erhalten; wahren; abschirmen; bewahren; hegen; Schutz bieten; hüten
    • schützen verbo (schütze, schützt, schützte, schütztet, geschützt)
    • erhalten verbo (erhalte, erhältst, erhält, erhielt, erhieltet, erhalten)
    • wahren verbo (wahre, wahrst, wahrt, wahrte, wahrtet, gewahrt)
    • abschirmen verbo (schirme ab, schirmst ab, schirmt ab, schirmte ab, schirmtet ab, abgeschirmt)
    • bewahren verbo (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • hegen verbo (hege, hegst, hegt, hegte, hegtet, gehegt)
    • hüten verbo (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
  4. beschermen
    hüten
    • hüten verbo (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)
  5. beschermen
    schützen
    • schützen verbo (schütze, schützt, schützte, schütztet, geschützt)
  6. beschermen (behoeden; bewaren)
    bewahren; aufheben; aufbewahren
    • bewahren verbo (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • aufheben verbo (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • aufbewahren verbo (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
  7. beschermen (afdekken; afschermen; afschutten; beschutten)
    abdecken; abschirmen; begrenzen; umzäunen; abgrenzen; absperren; abzäunen
    • abdecken verbo (decke ab, deckst ab, deckt ab, deckte ab, decktet ab, abgedeckt)
    • abschirmen verbo (schirme ab, schirmst ab, schirmt ab, schirmte ab, schirmtet ab, abgeschirmt)
    • begrenzen verbo (begrenze, begrenzest, begrenzt, begrenzte, begrenztet, begrenzt)
    • umzäunen verbo (zäune um, zäunst um, zäunt um, zäunte um, zäuntet um, umgezäunt)
    • abgrenzen verbo (grenze ab, grenzt ab, grenzte ab, grenztet ab, abgegrenzt)
    • absperren verbo (sperre ab, sperrst ab, sperrt ab, sperrte ab, sperrtet ab, abgesperrt)
    • abzäunen verbo (zäune ab, zäunst ab, zäunt ab, zäunte ab, zäuntet ab, abgezäunt)
  8. beschermen (van alarminstallatie voorzien; bewaken; beveiligen)

Conjugaciones de beschermen:

o.t.t.
  1. bescherm
  2. beschermt
  3. beschermt
  4. beschermen
  5. beschermen
  6. beschermen
o.v.t.
  1. beschermde
  2. beschermde
  3. beschermde
  4. beschermden
  5. beschermden
  6. beschermden
v.t.t.
  1. heb beschermd
  2. hebt beschermd
  3. heeft beschermd
  4. hebben beschermd
  5. hebben beschermd
  6. hebben beschermd
v.v.t.
  1. had beschermd
  2. had beschermd
  3. had beschermd
  4. hadden beschermd
  5. hadden beschermd
  6. hadden beschermd
o.t.t.t.
  1. zal beschermen
  2. zult beschermen
  3. zal beschermen
  4. zullen beschermen
  5. zullen beschermen
  6. zullen beschermen
o.v.t.t.
  1. zou beschermen
  2. zou beschermen
  3. zou beschermen
  4. zouden beschermen
  5. zouden beschermen
  6. zouden beschermen
diversen
  1. bescherm!
  2. beschermt!
  3. beschermd
  4. beschermend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beschermen [znw.] sustantivo

  1. beschermen (afschermen; afdekken)
    Beschützen; Abschirmen; Abdecken; Abblenden

Translation Matrix for beschermen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Abblenden afdekken; afschermen; beschermen afschotten; afschutten
Abdecken afdekken; afschermen; beschermen
Abschirmen afdekken; afschermen; beschermen afschotten; afschutten
Beschützen afdekken; afschermen; beschermen
abdecken indekken
aufheben deining; ophef
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
Schutz bieten beschermen; bescherming bieden; beschutten
abdecken afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afdekken; afhalen; afruimen; afstropen; bergen; blinderen; indekken; opruimen; overdekken; stropen; uitbenen; villen
abgrenzen afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; omheinen; omlijnen; uitstippelen; uitzetten
abschirmen afdekken; afschermen; afschutten; behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; in bescherming nemen achterhouden; afdekken; afgrendelen; afruimen; afschermen; beveiligen; blinderen; opruimen; van alarm voorzien; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; wegstoppen
absperren afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afgrendelen; afschermen; afsluiten; beknotten; beperken; blokkeren; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stremmen; vergrendelen
abzäunen afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afbakenen; afpalen; afschotten; afschutten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; omheinen; omlijnen
achtgeben behoeden; behouden; beschermen; in bescherming nemen bewaken; bij de les blijven; hoeden voor; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; oppassen; toezien; toezien op; uitkijken; voorzichtig zijn
aufbewahren behoeden; beschermen; bewaren behouden; bergen; bewaren; conserveren; deponeren; leggen; neerleggen; op bankrekening zetten; opruimen; opslaan; plaatsen; sparen; wegleggen
aufheben behoeden; beschermen; bewaren afbestellen; afbetalen; afgelasten; afrekenen; afzeggen; annuleren; archiveren; behouden; bergen; bewaren; conserveren; deponeren; heffen; intrekken; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nietig verklaren; nullificeren; omhoog brengen; omhoogheffen; ondervangen; ontbinden; opbergen; opdoeken; opheffen; oppakken; oppikken; oprapen; oprichten; opruimen; opslaan; opsnappen; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; teniet doen; terugdraaien; tillen; uiteen doen gaan; vereffenen; verijdelen; vernietigen; verrekenen; wegleggen
aufpassen behoeden; behouden; beschermen; in bescherming nemen aandacht erbij houden; bewaken; hoeden voor; opletten; oppassen; toezien op; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn
ausrüsten mit einer Alarmanlage beschermen; beveiligen; bewaken; van alarminstallatie voorzien
beaufsichtigen behoeden; behouden; beschermen; in bescherming nemen bewaken; patrouilleren; surveilleren; toezicht houden; toezien; toezien op; waken; wakker blijven
begrenzen afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afbakenen; afgrenzen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; inperken; omlijnen; van grenzen voorzien
behüten behoeden; behouden; beschermen; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen
beschützen behoeden; behouden; beschermen; in bescherming nemen
bewahren behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaren; in bescherming nemen behouden; bergen; bewaren; conserveren; deponeren; handhaven; instandhouden; leggen; neerleggen; opruimen; opslaan; plaatsen; stand houden; wegleggen
erhalten beschermen; bescherming bieden; beschutten behalen; blijven; conserveren; goed houden; groot houden; handhaven; in ontvangst nemen; innoveren; instandhouden; krijgen; niet veranderen; ontvangen; opstrijken; stand houden; toekomen; toekomen aan; verdiend hebben; verkrijgen; verwerven; winnen
hegen beschermen; bescherming bieden; beschutten aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
hüten behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; in bescherming nemen bewaken; hoeden; opletten; oppassen; toezien op; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn
schutzen beschermen; beschutten; in bescherming nemen; verdedigen
schützen beschermen; bescherming bieden; beschutten beveiligen; van alarm voorzien; vrijwaren
umzäunen afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; omheinen; omlijnen
wahren beschermen; bescherming bieden; beschutten conserveren; handhaven; instandhouden; stand houden

Sinónimos de "beschermen":


Definiciones relacionadas de "beschermen":

  1. zorgen dat hij veilig is1
    • de politie beschermt ons wel1
  2. zorgen dat je ergens geen last van hebt1
    • deze paraplu beschermt me tegen de regen1

Wiktionary: beschermen

beschermen
verb
  1. er zo goed mogelijk voor zorgen dat er niets verkeerd gebeurt
beschermen
verb
  1. verteidigen; vor negativen Veränderungen bewahren

Cross Translation:
FromToVia
beschermen erhalten; bewahren preserve — to protect
beschermen schützen protect — to keep safe
beschermen vorbehalten reserve — to keep back; to retain
beschermen beschützen shield — to protect, to defend
beschermen Schutz; schützen; beschützen; schirmen abriter — mettre à l'abri
beschermen begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; geloben; verheißen; versprechen; zusagen; ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; bürgen; Gewähr leisten; haften; verbürgen; behaupten; bestätigen; vergewissern; versichern; beteuern; zusichern; sicherstellen assurerrendre stable.
beschermen begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; hüten; behüten; bewachen; überwachen protégerprendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui.