Neerlandés

Traducciones detalladas de conserveren de neerlandés a alemán

conserveren:

conserveren verbo (conserveer, conserveert, conserveerde, conserveerden, geconserveerd)

  1. conserveren (bewaren; behouden)
    bewahren; konservieren; aufbewahren; aufheben; einmachen; einkochen; einbüchsen
    • bewahren verbo (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)
    • konservieren verbo (konserviere, konservierst, konserviert, konservierte, konserviertet, konserviert)
    • aufbewahren verbo (bewahre auf, bewahrst auf, bewahrt auf, bewahrte auf, bewahrtet auf, aufbewahrt)
    • aufheben verbo (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)
    • einmachen verbo (mache ein, machst ein, macht ein, machte ein, machtet ein, eingemacht)
    • einkochen verbo (koche ein, kochst ein, kocht ein, kochte ein, kochtet ein, eingekocht)
    • einbüchsen verbo (büchse ein, büchst ein, büchste ein, büchstet ein, eingebüchst)
  2. conserveren (inleggen)
    einlegen; konservieren; einmachen
    • einlegen verbo (lege ein, legst ein, legt ein, legte ein, legtet ein, eingelegt)
    • konservieren verbo (konserviere, konservierst, konserviert, konservierte, konserviertet, konserviert)
    • einmachen verbo (mache ein, machst ein, macht ein, machte ein, machtet ein, eingemacht)
  3. conserveren (instandhouden)
    erhalten; instandhalten; wahren; bewahren
    • erhalten verbo (erhalte, erhältst, erhält, erhielt, erhieltet, erhalten)
    • wahren verbo (wahre, wahrst, wahrt, wahrte, wahrtet, gewahrt)
    • bewahren verbo (bewahre, bewahrst, bewahrt, bewahrte, bewahrtet, bewahrt)

Conjugaciones de conserveren:

o.t.t.
  1. conserveer
  2. conserveert
  3. conserveert
  4. conserveren
  5. conserveren
  6. conserveren
o.v.t.
  1. conserveerde
  2. conserveerde
  3. conserveerde
  4. conserveerden
  5. conserveerden
  6. conserveerden
v.t.t.
  1. heb geconserveerd
  2. hebt geconserveerd
  3. heeft geconserveerd
  4. hebben geconserveerd
  5. hebben geconserveerd
  6. hebben geconserveerd
v.v.t.
  1. had geconserveerd
  2. had geconserveerd
  3. had geconserveerd
  4. hadden geconserveerd
  5. hadden geconserveerd
  6. hadden geconserveerd
o.t.t.t.
  1. zal conserven
  2. zult conserven
  3. zal conserven
  4. zullen conserven
  5. zullen conserven
  6. zullen conserven
o.v.t.t.
  1. zou conserven
  2. zou conserven
  3. zou conserven
  4. zouden conserven
  5. zouden conserven
  6. zouden conserven
en verder
  1. is geconserveerd
  2. zijn geconserveerd
diversen
  1. conserveer!
  2. conserveert!
  3. geconserveerd
  4. conserverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for conserveren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aufheben deining; ophef
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aufbewahren behouden; bewaren; conserveren behoeden; bergen; beschermen; bewaren; deponeren; leggen; neerleggen; op bankrekening zetten; opruimen; opslaan; plaatsen; sparen; wegleggen
aufheben behouden; bewaren; conserveren afbestellen; afbetalen; afgelasten; afrekenen; afzeggen; annuleren; archiveren; behoeden; bergen; beschermen; bewaren; deponeren; heffen; intrekken; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nietig verklaren; nullificeren; omhoog brengen; omhoogheffen; ondervangen; ontbinden; opbergen; opdoeken; opheffen; oppakken; oppikken; oprapen; oprichten; opruimen; opslaan; opsnappen; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; teniet doen; terugdraaien; tillen; uiteen doen gaan; vereffenen; verijdelen; vernietigen; verrekenen; wegleggen
bewahren behouden; bewaren; conserveren; instandhouden behoeden; behouden; bergen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaren; deponeren; handhaven; in bescherming nemen; leggen; neerleggen; opruimen; opslaan; plaatsen; stand houden; wegleggen
einbüchsen behouden; bewaren; conserveren in blik conserveren; inblikken; inmaken; wecken
einkochen behouden; bewaren; conserveren dikker worden; door koken dikker worden; geconcentreerder worden; in blik conserveren; inblikken; indikken; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; ruim overklassen; stollen; verdikken; zouten
einlegen conserveren; inleggen in blik conserveren; inblikken; inleggen; inmaken; inpassen; inpekelen; invoegen; inzouten; koppelen; marineren; mobiliseren; opzouten; passen in; toebereiden; tussenlassen; tussenleggen; zouten
einmachen behouden; bewaren; conserveren; inleggen in blik conserveren; inblikken; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; ruim overklassen; wecken; zouten
erhalten conserveren; instandhouden behalen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; blijven; goed houden; groot houden; handhaven; in ontvangst nemen; innoveren; krijgen; niet veranderen; ontvangen; opstrijken; stand houden; toekomen; toekomen aan; verdiend hebben; verkrijgen; verwerven; winnen
instandhalten conserveren; instandhouden handhaven; stand houden
konservieren behouden; bewaren; conserveren; inleggen in blik conserveren; inblikken; inmaken; inpekelen; inzouten; marineren; opzouten; toebereiden; verduurzamen; wecken; zouten
wahren conserveren; instandhouden beschermen; bescherming bieden; beschutten; handhaven; stand houden

Definiciones relacionadas de "conserveren":

  1. het bewerken zodat je het goed kunt bewaren1
    • deze levensmiddelen zijn goed geconserveerd1

Wiktionary: conserveren

conserveren
verb
  1. (overgankelijk) verduurzamen, tegen bederf beschermen

Cross Translation:
FromToVia
conserveren einmachen can — to preserve
conserveren Erhaltung; Konservierung; Bewahrung conservation — The act of preserving, guarding, or protecting
conserveren eindosen; einmachen tin — to place into a tin in order to preserve
conserveren bewahren; aufbewahren; behalten; bergen; erhalten; konservieren conservermaintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir.
conserveren stemmen; unterhalten; unterstützen; aufbewahren; behalten; bergen; erhalten; konservieren; fortfahren; fortführen; fortsetzen; weiterführen maintenirtenir ferme et fixe.

Traducciones relacionadas de conserveren