Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. fuiven:
  2. fuif:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de fuiven de neerlandés a alemán

fuiven:

fuiven verbo (fuif, fuift, fuifde, fuifden, gefuifd)

  1. fuiven (feestelijk onthalen; fêteren)
    bewirten; feiern; ehren; spendieren; einen ausgeben; festlich bewirten
    • bewirten verbo (bewirte, bewirtest, bewirtet, bewirtete, bewirtetet, bewirtet)
    • feiern verbo (feiere, feierst, feiert, feierte, feiertet, gefeiert)
    • ehren verbo (ehre, ehrst, ehrt, ehrte, ehrtet, geehrt)
    • spendieren verbo (spendiere, spendierst, spendiert, spendierte, spendiertet, spendiert)
    • einen ausgeben verbo (gebe einen aus, gibst einen aus, gibt einen aus, gab einen aus, gabt einen aus, einen ausgegeben)
  2. fuiven (trakteren)
    einen ausgeben
    • einen ausgeben verbo (gebe einen aus, gibst einen aus, gibt einen aus, gab einen aus, gabt einen aus, einen ausgegeben)

Conjugaciones de fuiven:

o.t.t.
  1. fuif
  2. fuift
  3. fuift
  4. fuiven
  5. fuiven
  6. fuiven
o.v.t.
  1. fuifde
  2. fuifde
  3. fuifde
  4. fuifden
  5. fuifden
  6. fuifden
v.t.t.
  1. heb gefuifd
  2. hebt gefuifd
  3. heeft gefuifd
  4. hebben gefuifd
  5. hebben gefuifd
  6. hebben gefuifd
v.v.t.
  1. had gefuifd
  2. had gefuifd
  3. had gefuifd
  4. hadden gefuifd
  5. hadden gefuifd
  6. hadden gefuifd
o.t.t.t.
  1. zal fuiven
  2. zult fuiven
  3. zal fuiven
  4. zullen fuiven
  5. zullen fuiven
  6. zullen fuiven
o.v.t.t.
  1. zou fuiven
  2. zou fuiven
  3. zou fuiven
  4. zouden fuiven
  5. zouden fuiven
  6. zouden fuiven
diversen
  1. fuif!
  2. fuift!
  3. gefuifd
  4. fuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fuiven:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bewirten feestelijk onthalen; fuiven; fêteren binnenhalen; onthalen; ontvangen; vergasten
ehren feestelijk onthalen; fuiven; fêteren achten; appreciëren; de hemel in prijzen; eer aandoen; eer bewijzen; eerbied bewijzen; eerbiedigen; eren; hemelhoog prijzen; hoogachten; hoogschatten; houden aan; hulde bewijzen; huldigen; in ere houden; lofprijzen; op prijs stellen; ophemelen; respecteren; waarderen
einen ausgeben feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; trakteren
feiern feestelijk onthalen; fuiven; fêteren aan de dijk zetten; aanmoedigen; aanvuren; afdanken; afvloeien; bejubelen; bemoedigen; celebreren; congé geven; eruit gooien; feesten; feestvieren; laten vieren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; van zijn positie verdrijven; vieren
festlich bewirten feestelijk onthalen; fuiven; fêteren
spendieren feestelijk onthalen; fuiven; fêteren besteden; doorbrengen; slijten; spenderen; uitgeven

Palabras relacionadas con "fuiven":


Wiktionary: fuiven


Cross Translation:
FromToVia
fuiven feiern fêtercélébrer une fête.

fuiven forma de fuif:

fuif [de ~] sustantivo

  1. de fuif
    die Party; die Fete
    • Party [die ~] sustantivo
    • Fete [die ~] sustantivo

Translation Matrix for fuif:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Fete fuif ceremonie; feest; feestelijkheid; festiviteit; viering
Party fuif bal; ceremonie; dansfeest; feest; feestelijkheid; festiviteit; viering

Palabras relacionadas con "fuif":


Wiktionary: fuif

fuif
noun
  1. vrolijk besloten feest
fuif
noun
  1. (privates oder öffentliches) geselliges, meist abendliches Treffen, (private oder öffentliche) zwanglose Feier

Cross Translation:
FromToVia
fuif Fest; Feier celebration — social gathering for entertainment and fun