Neerlandés

Traducciones detalladas de glanzend de neerlandés a alemán

glanzend:

glanzend adj.

  1. glanzend

Translation Matrix for glanzend:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
glimmend glanzend blinkend; glimmend; glunderend
glänzend glanzend briljant; fantastisch; fenomenaal; fonkelend; geniaal; geweldig; glansrijk; glinsterend; glorierijk; grandioos; groots; luisterrijk; lumineus; lustrijk; magnifiek; oogverblindend; prachtig; roemrijk; roemvol; schitterend; uitnemend; uitstekend; verblindend; voortreffelijk
strahlend glanzend blinkend; glimmend; glunderend; stralend

Wiktionary: glanzend


Cross Translation:
FromToVia
glanzend glänzend glossy — having a reflective surface
glanzend glänzend shiny — reflecting light
glanzend blank luisant — Qui luire, qui jeter quelque lumière.
glanzend pompös; grandios; großartig; blank; herrlich; stattlich; wunderbar; prachtvoll; wundervoll magnifique — Qui est plein de magnificence, somptueux.

glanzend forma de glanzen:

glanzen verbo (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)

  1. glanzen (fonkelen; stralen; schijnen; )
    scheinen; glänzen; funkeln; flimmern; schimmern; leuchten; glitzern
    • scheinen verbo (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • glänzen verbo (glänze, glänzt, glänzte, glänztet, geglänzt)
    • funkeln verbo (funkle, funkelst, funkelt, funkelte, funkeltet, gefunkelt)
    • flimmern verbo (flimmre, flimmerst, flimmert, flimmerte, flimmertet, geflimmert)
    • schimmern verbo (schimmere, schimmerst, schimmert, schimmerte, schimmertet, geschimmert)
    • leuchten verbo (leuchte, leuchtst, leuchtt, leuchtte, leuchttet, geleuchtet)
    • glitzern verbo (glitzre, glitzerst, glitzert, glitzerte, glitzertet, geglitzert)

Conjugaciones de glanzen:

o.t.t.
  1. glans
  2. glanst
  3. glanst
  4. glansen
  5. glansen
  6. glansen
o.v.t.
  1. glansde
  2. glansde
  3. glansde
  4. glansden
  5. glansden
  6. glansden
v.t.t.
  1. heb geglansd
  2. hebt geglansd
  3. heeft geglansd
  4. hebben geglansd
  5. hebben geglansd
  6. hebben geglansd
v.v.t.
  1. had geglansd
  2. had geglansd
  3. had geglansd
  4. hadden geglansd
  5. hadden geglansd
  6. hadden geglansd
o.t.t.t.
  1. zal glanzen
  2. zult glanzen
  3. zal glanzen
  4. zullen glanzen
  5. zullen glanzen
  6. zullen glanzen
o.v.t.t.
  1. zou glanzen
  2. zou glanzen
  3. zou glanzen
  4. zouden glanzen
  5. zouden glanzen
  6. zouden glanzen
en verder
  1. is geglansd
  2. zijn geglansd
diversen
  1. glans!
  2. glanst!
  3. geglansd
  4. glanzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

glanzen [het ~] sustantivo

  1. het glanzen (glimmen)
    Glänzen; der Schimmer

Translation Matrix for glanzen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Glänzen glanzen; glimmen blinken; flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; glans; glanslaag; glitter; licht verspreiden; luister; schijn; schijnen; schitteren; schittering; sprankelen
Schimmer glanzen; glimmen aanwijzing; flakkering; flikkering; flinter; floers; geflikker; glans; glanslaag; gloed; greintje; klein beetje; licht verspreiden; restjes; schijn; schijnen; schijnsel; schijntje; schittering; snufje; sprankjes; straling; tip; vingerwenk; vingerwijzing; vleugje; waas; wenk; zweem; zweempje; zweempjes
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
flimmern flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen beven; fonkelen; glimmen; glinsteren; gloren; iets uitstralen; sidderen; stralen
funkeln flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen effenen; egaliseren; flakkeren; flikkeren; flonkeren; fonkelen; gelijkmaken; gladmaken; glimmen; glinsteren; hoorbaar zijn; schitteren; vlammen; weerkaatsen; weerklinken; weerschijnen
glitzern flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen effenen; egaliseren; fonkelen; gelijkmaken; gladmaken; glimmen; glinsteren; glitteren; iets uitstralen; schitteren; stralen
glänzen flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen de schijn van iets hebben; excelleren; fonkelen; geuren; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; onderscheiden; overtreffen; pralen; pronken; schijnen; schitteren; stralen; te kijk lopen met; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
leuchten flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen bijlichten; blaken; bliksemen; de schijn van iets hebben; excelleren; fonkelen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht schijnen op; licht uitzenden; lichten; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; stralen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken; weerlichten
scheinen flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen belichten; blaken; de schijn van iets hebben; dunken; er uitzien; eruit zien; excelleren; fonkelen; glimmen; glinsteren; licht geven; licht laten vallen op; licht schijnen; licht uitzenden; lijken; ogen; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; stralen; toeschijnen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
schimmern flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen de schijn van iets hebben; effenen; egaliseren; fonkelen; gelijkmaken; gladmaken; glimmen; glinsteren; gloren; licht geven; licht schijnen; schijnen; stralen; zwak glanzen; zwak schijnen

Palabras relacionadas con "glanzen":


Wiktionary: glanzen

glanzen
verb
  1. in zekere mate licht weerspiegelen of voortbrengen

Cross Translation:
FromToVia
glanzen glänzen shine — to reflect light
glanzen blinken; glänzen; scheinen; schimmern; strahlen briller — (term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience.

Traducciones relacionadas de glanzend