Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. vergoten:
  2. vergieten:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vergoten de neerlandés a alemán

vergoten:

vergoten adj.

  1. vergoten

Translation Matrix for vergoten:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
vergossen vergoten

vergieten:

vergieten verbo (vergiet, vergoot, vergoten, vergoten)

  1. vergieten
    gießen; vergießen; verschwenden; vergeuden; vertun; kleckern
    • gießen verbo (gieße, gießt, goß, goßt, gegossen)
    • vergießen verbo (vergieße, vergießest, vergießt, vergoß, vergoßt, vergossen)
    • verschwenden verbo (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
    • vergeuden verbo (vergeude, vergeudest, vergeudet, vergeudete, vergeudetet, vergeudet)
    • vertun verbo (vertue, vertuest, vertut, vertat, vertan)
    • kleckern verbo (kleckere, kleckerst, kleckert, kleckerte, kleckertet, gekleckert)

Conjugaciones de vergieten:

o.t.t.
  1. vergiet
  2. vergiet
  3. vergiet
  4. vergieten
  5. vergieten
  6. vergieten
o.v.t.
  1. vergoot
  2. vergoot
  3. vergoot
  4. vergoten
  5. vergoten
  6. vergoten
v.t.t.
  1. heb vergoten
  2. hebt vergoten
  3. heeft vergoten
  4. hebben vergoten
  5. hebben vergoten
  6. hebben vergoten
v.v.t.
  1. had vergoten
  2. had vergoten
  3. had vergoten
  4. hadden vergoten
  5. hadden vergoten
  6. hadden vergoten
o.t.t.t.
  1. zal vergieten
  2. zult vergieten
  3. zal vergieten
  4. zullen vergieten
  5. zullen vergieten
  6. zullen vergieten
o.v.t.t.
  1. zou vergieten
  2. zou vergieten
  3. zou vergieten
  4. zouden vergieten
  5. zouden vergieten
  6. zouden vergieten
diversen
  1. vergiet!
  2. vergiet!
  3. vergoten
  4. vergietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vergieten [het ~] sustantivo

  1. het vergieten (geschrei; tranen vergieten)
    Geschrei

Translation Matrix for vergieten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Geschrei geschrei; tranen vergieten; vergieten gebrul; gebulder; gegil; gekijf; gekrijs; geschreeuw; misbaar
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gießen vergieten bijgieten; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gieten; ingieten; inschenken; intappen; overgieten; overschenken; overstorten; plenzen; schenken; serveren; stortregenen; tappen; volschenken; vullen
kleckern vergieten keutelen; kladden; knoeien; morsen; vlekken
vergeuden vergieten opmaken; potverteren; verbeuzelen; verboemelen; verbrassen; verdoen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verlummelen; verspillen
vergießen vergieten verdoen; verspillen
verschwenden vergieten erdoor jagen; opmaken; potverteren; verboemelen; verbrassen; verdoen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; versjacheren; verspillen
vertun vergieten verbeuzelen; verboemelen; verbrassen; verdoen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verlummelen; verprutsen; verspillen

Wiktionary: vergieten


Cross Translation:
FromToVia
vergieten vergießen shed — to pour; to make flow