Resumen
Neerlandés a alemán:   más información...
  1. vooruitzetten:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vooruitzetten de neerlandés a alemán

vooruitzetten:

vooruitzetten verbo (zet vooruit, zette vooruit, zetten vooruit, vooruitgezet)

  1. vooruitzetten (vooropzetten; beginnen met; vooropstellen)
    voraussetzen; vorsetzen; servieren
    • voraussetzen verbo (setze voraus, setzest voraus, setzet voraus, setzete voraus, setzetet voraus, vorausgesetzt)
    • vorsetzen verbo (setze vor, setzt vor, setzte vor, setztet vor, vorgesetzt)
    • servieren verbo (serviere, servierst, serviert, servierte, serviertet, serviert)

Conjugaciones de vooruitzetten:

o.t.t.
  1. zet vooruit
  2. zet vooruit
  3. zet vooruit
  4. zetten vooruit
  5. zetten vooruit
  6. zetten vooruit
o.v.t.
  1. zette vooruit
  2. zette vooruit
  3. zette vooruit
  4. zetten vooruit
  5. zetten vooruit
  6. zetten vooruit
v.t.t.
  1. heb vooruitgezet
  2. hebt vooruitgezet
  3. heeft vooruitgezet
  4. hebben vooruitgezet
  5. hebben vooruitgezet
  6. hebben vooruitgezet
v.v.t.
  1. had vooruitgezet
  2. had vooruitgezet
  3. had vooruitgezet
  4. hadden vooruitgezet
  5. hadden vooruitgezet
  6. hadden vooruitgezet
o.t.t.t.
  1. zal vooruitzetten
  2. zult vooruitzetten
  3. zal vooruitzetten
  4. zullen vooruitzetten
  5. zullen vooruitzetten
  6. zullen vooruitzetten
o.v.t.t.
  1. zou vooruitzetten
  2. zou vooruitzetten
  3. zou vooruitzetten
  4. zouden vooruitzetten
  5. zouden vooruitzetten
  6. zouden vooruitzetten
diversen
  1. zet vooruit!
  2. zet vooruit!
  3. vooruitgezet
  4. vooruitzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vooruitzetten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
servieren beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten aan tafel bedienen; bedienen; grootspreken; opdienen; opdissen; opscheppen; opsnijden; snoeven; voorschotelen; voorzetten
voraussetzen beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten aannemen; uitgaan van; veronderstellen
vorsetzen beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten ter overweging geven; voorleggen; voorschotelen