Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de voorzet de neerlandés a alemán

voorzet:

voorzet [de ~ (m)] sustantivo

  1. de voorzet
    der erste Zug; die Flanke

Translation Matrix for voorzet:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Flanke voorzet flank; zijde; zijde van een schip; zijkant
erste Zug voorzet

Palabras relacionadas con "voorzet":


voorzet forma de voorzetten:

voorzetten [het ~] sustantivo

  1. het voorzetten (voorplakken; aanhechten; voorvoegen)
    Anheften; Ankleben

voorzetten verbo (zet voor, zette voor, zetten voor, voorgezet)

  1. voorzetten (opdienen; bedienen; opdissen; aan tafel bedienen)
    bedienen; servieren; dienen; anrichten; auftragen; auftischen
    • bedienen verbo (bediene, bedienst, bedient, bediente, bedientet, bedient)
    • servieren verbo (serviere, servierst, serviert, servierte, serviertet, serviert)
    • dienen verbo (diene, dienst, dient, diente, dientet, gedient)
    • anrichten verbo (richte an, richtest an, richtet an, richtete an, richtetet an, angerichtet)
    • auftragen verbo (trage auf, trägst auf, trägt auf, trug auf, trugt auf, aufgetragen)
    • auftischen verbo (tische auf, tischt auf, tischte auf, tischtet auf, aufgetischt)

Conjugaciones de voorzetten:

o.t.t.
  1. zet voor
  2. zet voor
  3. zet voor
  4. zetten voor
  5. zetten voor
  6. zetten voor
o.v.t.
  1. zette voor
  2. zette voor
  3. zette voor
  4. zetten voor
  5. zetten voor
  6. zetten voor
v.t.t.
  1. heb voorgezet
  2. hebt voorgezet
  3. heeft voorgezet
  4. hebben voorgezet
  5. hebben voorgezet
  6. hebben voorgezet
v.v.t.
  1. had voorgezet
  2. had voorgezet
  3. had voorgezet
  4. hadden voorgezet
  5. hadden voorgezet
  6. hadden voorgezet
o.t.t.t.
  1. zal voorzetten
  2. zult voorzetten
  3. zal voorzetten
  4. zullen voorzetten
  5. zullen voorzetten
  6. zullen voorzetten
o.v.t.t.
  1. zou voorzetten
  2. zou voorzetten
  3. zou voorzetten
  4. zouden voorzetten
  5. zouden voorzetten
  6. zouden voorzetten
diversen
  1. zet voor!
  2. zet voor!
  3. voorgezet
  4. voorzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorzetten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Anheften aanhechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten aanhechten; aanhechting; aanplakken; vasthechten; vastplakken
Ankleben aanhechten; voorplakken; voorvoegen; voorzetten aanlijmen; aanplakken; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anrichten aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten aandoen; aanrichten; aanstichten; gereedmaken; veroorzaken; voorschotelen
auftischen aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten voorschotelen
auftragen aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten afdragen; belasten; bevelen; commanderen; decreteren; dicteren; gebieden; gelasten; grootspreken; onverlangd krijgen; opdoen; opdragen; oplopen; opscheppen; opsnijden; slijten; snoeven; verordenen; verslijten; verteren; voorschotelen; voorschrijven
bedienen aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten bedienen; grootspreken; opdissen; opscheppen; opsnijden; serveren; snoeven; zich bedienen; zich bedienen aan tafel
dienen aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten gerieven
servieren aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten beginnen met; grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven; vooropstellen; vooropzetten; voorschotelen; vooruitzetten

Palabras relacionadas con "voorzetten":