Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. bijpassen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bijpassend de neerlandés a inglés

bijpassen:

bijpassen verbo (pas bij, past bij, paste bij, pasten bij, bijgepast)

  1. bijpassen (passen)
    to match; to fit; to fit in
    • match verbo (matches, matched, matching)
    • fit verbo (fits, fitted, fitting)
    • fit in verbo (fits in, fitted in, fitting in)

Conjugaciones de bijpassen:

o.t.t.
  1. pas bij
  2. past bij
  3. past bij
  4. passen bij
  5. passen bij
  6. passen bij
o.v.t.
  1. paste bij
  2. paste bij
  3. paste bij
  4. pasten bij
  5. pasten bij
  6. pasten bij
v.t.t.
  1. heb bijgepast
  2. hebt bijgepast
  3. heeft bijgepast
  4. hebben bijgepast
  5. hebben bijgepast
  6. hebben bijgepast
v.v.t.
  1. had bijgepast
  2. had bijgepast
  3. had bijgepast
  4. hadden bijgepast
  5. hadden bijgepast
  6. hadden bijgepast
o.t.t.t.
  1. zal bijpassen
  2. zult bijpassen
  3. zal bijpassen
  4. zullen bijpassen
  5. zullen bijpassen
  6. zullen bijpassen
o.v.t.t.
  1. zou bijpassen
  2. zou bijpassen
  3. zou bijpassen
  4. zouden bijpassen
  5. zouden bijpassen
  6. zouden bijpassen
diversen
  1. pas bij!
  2. past bij!
  3. bijgepast
  4. bijpassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijpassen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fit convulsie; driftbui; fit; kramp; pasvorm; samentrekking; stuip; stuiptrekking; woedeaanval
match concours; gelijke; lucifer; luciferhoutje; match; partij; pot; strijd; wedstrijd; weerga
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fit bijpassen; passen aanbrengen; aankunnen; aanleggen; aanpassen; aanproberen; installeren; kloppen met; monteren en aansluiten; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; plaatsen; proberen; stroken; stroken met
fit in bijpassen; passen erbij passen; erin passen; inpassen; passen in
match bijpassen; passen congruent zijn; evenaren; kloppen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen; overeenstemmen met; stroken; stroken met
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
fit adequaat; arbeidsgeschikt; bekwaam; blakend; capabel; competent; fit; gepast; geschikt; getraind; gezond; in staat te werken; juist; passend; valide


Wiktionary: bijpassend

bijpassend
adjective
  1. goed staan bij elkaar