Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. blessure:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de blessure de neerlandés a inglés

blessure:

blessure [de ~ (v)] sustantivo

  1. de blessure (letsel)
    the injury

Translation Matrix for blessure:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
injury blessure; letsel afbreuk; belediging; benadeling; beschadiging; grief; krenking; kwetsuur; schade; verlies; verwonding; wond

Palabras relacionadas con "blessure":


Definiciones relacionadas de "blessure":

  1. verwonding die je door sporten kreeg1
    • Gullit speelt niet want hij heeft een blessure1

Wiktionary: blessure

blessure
noun
  1. een verwonding die men door sportbeoefening heeft gekregen

Cross Translation:
FromToVia
blessure injury; wound; lesion blessureplaie ou fracture produire par un coup ou un choc. — note On le dit plus communément des coups qui entament la chair.