Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. ontstemmen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ontstemmen de neerlandés a inglés

ontstemmen:

ontstemmen verbo (ontstem, ontstemt, ontstemde, ontstemden, ontstemd)

  1. ontstemmen
    to offend; to put out; to upset; to ruffle
    • offend verbo (offends, offended, offending)
    • put out verbo (puts out, put out, putting out)
    • upset verbo (upsets, upset, upsetting)
    • ruffle verbo (ruffles, ruffled, ruffling)

Conjugaciones de ontstemmen:

o.t.t.
  1. ontstem
  2. ontstemt
  3. ontstemt
  4. ontstemmen
  5. ontstemmen
  6. ontstemmen
o.v.t.
  1. ontstemde
  2. ontstemde
  3. ontstemde
  4. ontstemden
  5. ontstemden
  6. ontstemden
v.t.t.
  1. ben ontstemd
  2. bent ontstemd
  3. is ontstemd
  4. zijn ontstemd
  5. zijn ontstemd
  6. zijn ontstemd
v.v.t.
  1. was ontstemd
  2. was ontstemd
  3. was ontstemd
  4. waren ontstemd
  5. waren ontstemd
  6. waren ontstemd
o.t.t.t.
  1. zal ontstemmen
  2. zult ontstemmen
  3. zal ontstemmen
  4. zullen ontstemmen
  5. zullen ontstemmen
  6. zullen ontstemmen
o.v.t.t.
  1. zou ontstemmen
  2. zou ontstemmen
  3. zou ontstemmen
  4. zouden ontstemmen
  5. zouden ontstemmen
  6. zouden ontstemmen
diversen
  1. ontstem!
  2. ontstemt!
  3. ontstemd
  4. ontstemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontstemmen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
upset schrik; verbijstering
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
offend ontstemmen een zonde begaan; folteren; grieven; krenken; kwaad doen; kwellen; kwetsen; martelen; misdrijven; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; verwonden; zeer doen; zondigen
put out ontstemmen aanbesteden; afdoen; afhandelen; afzetten; beslechten; blussen; doven; smoren; stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen; twist uit de weg ruimen; uitbesteden; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitmaken; uitschakelen; uitzetten
ruffle ontstemmen
upset ontstemmen bederven; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; omduwen; omstoten; omverstoten; ruïneren; tegenwerken; verstoren; vertoornen; verzieken
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
upset boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; geschokt; getroffen; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; razend; tierend; van streek; verontwaardigd; verschrikt; verstoord; woedend; woest
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
put out gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig

Wiktionary: ontstemmen


Cross Translation:
FromToVia
ontstemmen counteract; contravene contrarier — Empêcher d’agir, d’aboutir