Neerlandés

Traducciones detalladas de scheppen de neerlandés a inglés

scheppen:

scheppen verbo (schep, schept, schepte, schepten, geschept)

  1. scheppen (in het leven roepen; maken)
    to make; to create; to conceptualize; to construct; to prepare; to manufacture; to design; to invent; to conceptualise
    • make verbo (makes, made, making)
    • create verbo (creates, created, creating)
    • conceptualize verbo, americano (conceptualizes, conceptualized, conceptualizing)
    • construct verbo (constructs, constructed, constructing)
    • prepare verbo (prepares, prepared, preparing)
    • manufacture verbo (manufactures, manufactured, manufacturing)
    • design verbo (designs, designed, designing)
    • invent verbo (invents, invented, inventing)
    • conceptualise verbo, británico
  2. scheppen (lepelen)
    to ladle; to spoon
    • ladle verbo (ladles, ladled, ladling)
    • spoon verbo (spoons, spooned, spooning)
  3. scheppen (opgraven; graven; opdelven)
    to excavate; to dig up; to dig out; to exhume; to unearth; to expose; to open up; to lay open
    • excavate verbo (excavates, excavated, excavating)
    • dig up verbo (digs up, digged up, digging up)
    • dig out verbo (digs out, digged out, digging out)
    • exhume verbo (exhumes, exhumed, exhuming)
    • unearth verbo (unearths, unearthed, unearthing)
    • expose verbo (exposes, exposed, exposing)
    • open up verbo (opens up, opened up, opening up)
    • lay open verbo (lays open, laid open, laying open)

Conjugaciones de scheppen:

o.t.t.
  1. schep
  2. schept
  3. schept
  4. scheppen
  5. scheppen
  6. scheppen
o.v.t.
  1. schepte
  2. schepte
  3. schepte
  4. schepten
  5. schepten
  6. schepten
v.t.t.
  1. heb geschept
  2. hebt geschept
  3. heeft geschept
  4. hebben geschept
  5. hebben geschept
  6. hebben geschept
v.v.t.
  1. had geschept
  2. had geschept
  3. had geschept
  4. hadden geschept
  5. hadden geschept
  6. hadden geschept
o.t.t.t.
  1. zal scheppen
  2. zult scheppen
  3. zal scheppen
  4. zullen scheppen
  5. zullen scheppen
  6. zullen scheppen
o.v.t.t.
  1. zou scheppen
  2. zou scheppen
  3. zou scheppen
  4. zouden scheppen
  5. zouden scheppen
  6. zouden scheppen
en verder
  1. ben geschept
  2. bent geschept
  3. is geschept
  4. zijn geschept
  5. zijn geschept
  6. zijn geschept
diversen
  1. schep!
  2. schept!
  3. geschept
  4. scheppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

scheppen [het ~] sustantivo

  1. het scheppen (creëren; maken)
    the creating; the making

scheppen [de ~] sustantivo, plural

  1. de scheppen (spades; schoppen)
    the spades

Translation Matrix for scheppen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
creating creëren; maken; scheppen creatie; maaksel; schepping
design design; dessin; intentie; moedwil; motief; patroon; tekening; voornemen; vormgeving
invent fantaseren; opdissen
ladle aker; lepel; opscheplepel; pollepel; schepemmer; schepper
make maak; makelij; merk
making creëren; maken; scheppen aanmaak; aanmaken; constructie; fabricage; fabriceren; maken; produceren; productie; vervaardigen; vervaardiging
manufacture constructie; fabricage; fabricatie; fabrikaat; maak; maaksel; makelij; maken; merk; product; productie; vervaardiging
spades scheppen; schoppen; spades
spoon eetlepel; lepel; lepeltje; scheplepel; theelepel; theelepeltje
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
conceptualise in het leven roepen; maken; scheppen concipiëren; in concept schrijven
conceptualize in het leven roepen; maken; scheppen concipiëren; in concept schrijven
construct in het leven roepen; maken; scheppen aanbrengen; aanleggen; bouwen; fabriceren; installeren; maken; monteren en aansluiten; opbouwen; plaatsen; produceren; vervaardigen; voortbrengen
create in het leven roepen; maken; scheppen afwisselen; concipiëren; herzien; maken; tot stand brengen; veranderen; verwekken; verwisselen; voor elkaar krijgen; wijzigen
design in het leven roepen; maken; scheppen concipiëren; ontwerpen
dig out graven; opdelven; opgraven; scheppen
dig up graven; opdelven; opgraven; scheppen afgraven; opduikelen; opscharrelen; opsnorren; opsnuffelen; rooien; uitvissen
excavate graven; opdelven; opgraven; scheppen uitgraven
exhume graven; opdelven; opgraven; scheppen uitgraven
expose graven; opdelven; opgraven; scheppen aanschouwelijk maken; beschikbaar maken; bloot stellen aan; blootleggen; demonstreren; onthullen; ontluiken; ontmaskeren; opbloeien; veraanschouwelijken; zich ontsluiten
invent in het leven roepen; maken; scheppen afwisselen; bedenken; fantaseren; herzien; uitdenken; uitvinden; veranderen; verdichten; verwisselen; verzinnen; voorwenden; wijzigen
ladle lepelen; scheppen
lay open graven; opdelven; opgraven; scheppen
make in het leven roepen; maken; scheppen afwisselen; fabriceren; herzien; maken; produceren; veranderen; vervaardigen; verwisselen; voortbrengen; wijzigen
manufacture in het leven roepen; maken; scheppen fabriceren; maken; produceren; vervaardigen; voortbrengen
open up graven; opdelven; opgraven; scheppen koloniseren; ontgrendelen; ontsluiten; opendoen; opendraaien; openen; openmaken; settelen; vestigen
prepare in het leven roepen; maken; scheppen bereiden; bijbrengen; brouwen; doceren; gereed maken; gereedmaken; iets toebereiden; inlichten; inwerken; klaarmaken; onderrichten; onderwijzen; prepareren; toebereiden; toerusten; uitrusten; voorbereiden; voorbereiden op; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorlichten; voorwerken; zich uitrusten
spoon lepelen; scheppen
unearth graven; opdelven; opgraven; scheppen aangetroffen worden

Palabras relacionadas con "scheppen":


Sinónimos de "scheppen":


Definiciones relacionadas de "scheppen":

  1. het maken, laten ontstaan1
    • God schiep de wereld in zeven dagen1
  2. het met een schep verplaatsen1
    • ik schepte het zand in de kruiwagen1

Wiktionary: scheppen

scheppen
verb
  1. het doen ontstaan uit niets
  2. met een lepel of spaan een hoeveelheid materiaal uit een vat naar boven halen
scheppen
verb
  1. -
  2. to design, invest with a new form, shape etc.
  3. to put into existence
  4. to create, bring into existence
  5. to move materials with a shovel

Cross Translation:
FromToVia
scheppen make; shape; create schaffen — etwas künstlerisch oder handwerklich erzeugen
scheppen compose; dial; create; write; typeset; set composerformer un tout de l’assemblage de plusieurs parties, parler des choses physiques et des choses morales.
scheppen create; produce créertirer quelque chose du néant, faire de rien quelque chose.
scheppen draw puiser — Prendre de l’eau dans un puits, dans une rivière, à une source, etc.

scheppen forma de schep:

schep [de ~ (m)] sustantivo

  1. de schep (spade; schop)
    the spade
    – a sturdy hand shovel that can be pushed into the earth with the foot 2
    • spade [the ~] sustantivo
    the shovel
    – a hand tool for lifting loose material; consists of a curved container or scoop and a handle 2
    the scoop
    – a large ladle 2
    • scoop [the ~] sustantivo
      • he used a scoop to serve the ice cream2
    the trowel
    – a small hand tool with a handle and flat metal blade; used for scooping or spreading plaster or similar materials 2

Translation Matrix for schep:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
scoop schep; schop; spade aker; primeur; schepemmer; scheplepel; schepper
shovel schep; schop; spade
spade schep; schop; spade
trowel schep; schop; spade troffel

Palabras relacionadas con "schep":


Definiciones relacionadas de "schep":

  1. hoeveelheid die je met een schep kunt scheppen1
    • mag ik twee schepjes suiker?1
  2. voorwerp dat bestaat uit een steel met een blad1
    • ik gebruikte een schep om het zand weg te halen1

Wiktionary: schep

schep
noun
  1. werktuig
schep
noun
  1. tool for moving portions of material
  2. a garden tool with a handle and a flat blade for digging