Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. verdeeld:
  2. verdelen:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for verdeeld:
    • devided


Neerlandés

Traducciones detalladas de verdeeld de neerlandés a inglés

verdeeld:

verdeeld adj.

  1. verdeeld (gedeeld)
    shared

Translation Matrix for verdeeld:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
shared gedeeld; verdeeld gedeeld; gemeenschappelijk; gezamenlijk; meegevoeld; met zijn allen; tezamen

Palabras relacionadas con "verdeeld":


Wiktionary: verdeeld

verdeeld
adjective
  1. not completely pure, tainted or adulterated
  2. used multiply

Cross Translation:
FromToVia
verdeeld divided; disagreeing; at variance uneinsvon Kontrahenten: unvereinbare Ansichten oder Meinungen vertretend

verdelen:

verdelen verbo (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)

  1. verdelen (distribueren; uitreiken; ronddelen)
    to distribute; to hand out; to ration
    • distribute verbo (distributes, distributed, distributing)
    • hand out verbo (hands out, handed out, handing out)
    • ration verbo (rations, rationed, rationing)
  2. verdelen (verkavelen; kavelen)
    to divide; to parcel out; lot
    • divide verbo (divides, divided, dividing)
    • parcel out verbo (parcels out, parcelled out, parcelling out)
    • lot verbo
  3. verdelen (ronddelen; uitreiken; uitdelen; rondgeven; rondreiken)
    to distribute; to hand out; to confer; to give out; pass around; to dish out; to parcel out; to hand round; to dole out
    • distribute verbo (distributes, distributed, distributing)
    • hand out verbo (hands out, handed out, handing out)
    • confer verbo (confers, conferred, conferring)
    • give out verbo (gives out, gave out, giving out)
    • pass around verbo
    • dish out verbo (dishes out, dished out, dishing out)
    • parcel out verbo (parcels out, parcelled out, parcelling out)
    • hand round verbo (hands round, handed round, handing round)
    • dole out verbo (doles out, doled out, doling out)
  4. verdelen (distribueren)
    to distribute
    – To allocate among locations or facilities, as in a data-processing function that is performed by a collection of computers and other devices linked together by a network. 1
    • distribute verbo (distributes, distributed, distributing)

Conjugaciones de verdelen:

o.t.t.
  1. verdeel
  2. verdeelt
  3. verdeelt
  4. verdelen
  5. verdelen
  6. verdelen
o.v.t.
  1. verdeelde
  2. verdeelde
  3. verdeelde
  4. verdeelden
  5. verdeelden
  6. verdeelden
v.t.t.
  1. heb verdeeld
  2. hebt verdeeld
  3. heeft verdeeld
  4. hebben verdeeld
  5. hebben verdeeld
  6. hebben verdeeld
v.v.t.
  1. had verdeeld
  2. had verdeeld
  3. had verdeeld
  4. hadden verdeeld
  5. hadden verdeeld
  6. hadden verdeeld
o.t.t.t.
  1. zal verdelen
  2. zult verdelen
  3. zal verdelen
  4. zullen verdelen
  5. zullen verdelen
  6. zullen verdelen
o.v.t.t.
  1. zou verdelen
  2. zou verdelen
  3. zou verdelen
  4. zouden verdelen
  5. zouden verdelen
  6. zouden verdelen
diversen
  1. verdeel!
  2. verdeelt!
  3. verdeeld
  4. verdelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verdelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
lot aardig wat; bende; berg; borg; bouwterrein; bouwwerk; cautie; drom; garantie; gebied; gebouw; grote hoeveelheid; hoeveelheid; hoop; horde; kavel; kluit; levenslot; lot; lotsbestemming; massa; menigte; noodlot; onderpand; ongelukkig lot; overvloed; pand; partij; perceel; schare; terrein; waarborg; waarborging; waarborgsom
ration noodrantsoen; rantsoen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
confer ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
dish out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
distribute distribueren; ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
divide kavelen; verdelen; verkavelen hakken; in stukken hakken; loskoppelen; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen
dole out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
give out ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
hand out distribueren; ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
hand round ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
lot kavelen; verdelen; verkavelen
parcel out kavelen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen; verkavelen
pass around ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
ration distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen distribueren; rantsoeneren

Wiktionary: verdelen

verdelen
verb
  1. in kleinere stukken uiteendoen
verdelen
verb
  1. to give a part or share
  2. split into two or more parts
  3. to apportion
  4. to divide into portions and dispense
  5. To issue, distribute, or put out
  6. administer in portions
  7. to intersect dividing into half
  8. to assign
  9. divide something into parts
  10. divide into two or more territories
past
  1. share out

Cross Translation:
FromToVia
verdelen dispense; distribute; give out; exempt; excuse; administer dispenserexempter de la règle ordinaire, par faveur spéciale, ou simplement exempter de quelque chose.
verdelen distribute; allocate; apportion; deal; administer; give out; hand round distribuerrépartir une chose entre plusieurs personnes ou plusieurs endroits.
verdelen divide; separate; share diviserséparer en parties, morceler, fractionner.
verdelen turn over; spew; divide; separate; share; retail; debit débitervendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail.
verdelen share; divide; separate partagerdiviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution.
verdelen distribute; allocate; apportion répartirpartager, distribuer, attribuer à chacun sa part.