Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanvuren de neerlandés a inglés

aanvuren:

aanvuren verbo (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)

  1. aanvuren (aanmoedigen; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren)
    to encourage
    • encourage verbo (encourages, encouraged, encouraging)
  2. aanvuren (aanmoedigen; toejuichen; bezielen)
    to encourage; to incite; to cheer on; to inspire; to fire; to strike into
    • encourage verbo (encourages, encouraged, encouraging)
    • incite verbo (incites, incited, inciting)
    • cheer on verbo (cheers on, cheered on, cheering on)
    • inspire verbo (inspires, inspired, inspiring)
    • fire verbo (fires, fired, firing)
    • strike into verbo (strikes into, struck into, striking into)

Conjugaciones de aanvuren:

o.t.t.
  1. vuur aan
  2. vuurt aan
  3. vuurt aan
  4. vuren aan
  5. vuren aan
  6. vuren aan
o.v.t.
  1. vuurde aan
  2. vuurde aan
  3. vuurde aan
  4. vuurden aan
  5. vuurden aan
  6. vuurden aan
v.t.t.
  1. heb aangevuurd
  2. hebt aangevuurd
  3. heeft aangevuurd
  4. hebben aangevuurd
  5. hebben aangevuurd
  6. hebben aangevuurd
v.v.t.
  1. had aangevuurd
  2. had aangevuurd
  3. had aangevuurd
  4. hadden aangevuurd
  5. hadden aangevuurd
  6. hadden aangevuurd
o.t.t.t.
  1. zal aanvuren
  2. zult aanvuren
  3. zal aanvuren
  4. zullen aanvuren
  5. zullen aanvuren
  6. zullen aanvuren
o.v.t.t.
  1. zou aanvuren
  2. zou aanvuren
  3. zou aanvuren
  4. zouden aanvuren
  5. zouden aanvuren
  6. zouden aanvuren
diversen
  1. vuur aan!
  2. vuurt aan!
  3. aangevuurd
  4. aanvurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanvuren [znw.] sustantivo

  1. aanvuren (aanmoedigen; stimuleren; toejuichen)
    the support; the encouragement; the motivation; the stimulation

Translation Matrix for aanvuren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
encouragement aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanmoediging; aansporen; aansporing; bemoediging; opmontering; opwekking; steun; stimulans; stimulering; vertroosting
fire brand; fik; gloed; haardvuur; hartstocht; hartstochtelijkheid; kachel; kacheltje; kleine kachel; overgave; passie; schieten; verwarming; vuren; vurigheid; vuur
motivation aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen basis; basislijn; beginsel; fundament; fundering; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; principe; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
stimulation aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanzetten; animering; instigatie; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulatie; stimuleren; stimulering
support aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanhangen; aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; dienst; dienstbetoon; driepoot; gunst; houvast; hulpbetoon; kost; medewerking; onderbouwing; onderhoud; onderhoudsgeld; onderstel; ondersteuning; opwekking; poot; rugsteun; schoorbalk; schraagpijler; schuinse steunbalk; sokkel; staander; steun; steunbalk; stimulans; stut; stutbalk; support; voedsel; voet; voetstuk; zuilvoet
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
cheer on aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen
encourage aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; activeren; animeren; bezielen; iemand motiveren; motiveren; opjutten; oppeppen; opwekken; porren; prikkelen; stimuleren
fire aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aan de dijk zetten; afbranden; afdanken; afschieten; afvloeien; afvuren; congé geven; eruit gooien; leegbranden; ontheffen; ontslaan; platbranden; schieten; schoten lossen; uitbranden; uitsturen; van zijn positie verdrijven; verzenden; vuren; wegsturen; wegzenden
incite aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; opzetten; poken; prikkelen; stimuleren
inspire aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; bezielen; een inspirerende werking hebben; iemand motiveren; inboezemen; ingeven; inspireren; prikkelen; stimuleren
strike into aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen inboezemen; ingeven; inspireren
support aanmoedigen; activeren; behouden; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; bezielen; bijspringen; bijvallen; dragen; financieel steunen; financieren; goedkeuren; homologeren; in stand houden; instemmen; meehelpen; met palen stutten; onderhouden; ondersteunen; oppeppen; opwekken; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten; van mening zijn; voorstaan

Wiktionary: aanvuren

aanvuren
verb
  1. cheer

Cross Translation:
FromToVia
aanvuren stimulate; encourage; urge; prod; spur on; spur; instigate; stir up; impel; prompt; stir; abet; trigger inciterpousser, déterminer à faire quelque chose.
aanvuren stimulate; rouse; stir up stimuleraiguillonner ; exciter.