Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. bedingen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bedingen de neerlandés a inglés

bedingen:

bedingen verbo (beding, bedingt, bedong, bedongen, bedongen)

  1. bedingen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; fixen; lappen)
    to accomplish; to succeed
    • accomplish verbo (accomplishes, accomplished, accomplishing)
    • succeed verbo (succeeds, succeeded, succeeding)

Conjugaciones de bedingen:

o.t.t.
  1. beding
  2. bedingt
  3. bedingt
  4. bedingen
  5. bedingen
  6. bedingen
o.v.t.
  1. bedong
  2. bedong
  3. bedong
  4. bedongen
  5. bedongen
  6. bedongen
v.t.t.
  1. heb bedongen
  2. hebt bedongen
  3. heeft bedongen
  4. hebben bedongen
  5. hebben bedongen
  6. hebben bedongen
v.v.t.
  1. had bedongen
  2. had bedongen
  3. had bedongen
  4. hadden bedongen
  5. hadden bedongen
  6. hadden bedongen
o.t.t.t.
  1. zal bedingen
  2. zult bedingen
  3. zal bedingen
  4. zullen bedingen
  5. zullen bedingen
  6. zullen bedingen
o.v.t.t.
  1. zou bedingen
  2. zou bedingen
  3. zou bedingen
  4. zouden bedingen
  5. zouden bedingen
  6. zouden bedingen
diversen
  1. beding!
  2. bedingt!
  3. bedongen
  4. bedingende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bedingen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
accomplish bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; functie bekleden; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; vervullen; volbrengen; volmaken; voltooien; volvoeren
succeed bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen een prestatie leveren; lukken; presteren

Wiktionary: bedingen

bedingen
verb
  1. to require as a condition of a contract or agreement

Cross Translation:
FromToVia
bedingen stipulate stipuler — droit|fr convenir de quelque chose dans un contrat ; demander, exiger, faire promettre à quelqu’un contracter.